i JAAR ZILVERVLOOT Op 1 oktober 1958 trad de Jeugdspaarwet in werking. Deze wet, beter bekend onder de naam „Ideaal Spaarplan De Zilvervloot" introduceerde voor ons land het door de overheid gepremiëerde sparen. Blijkens de toeneming van het aantal deelnemers groeit de belangstelling voor deze wijze van sparen bij de jongeren. Op 31 december 1958 - dus na drie maanden - waren er ongeveer 168.000 deelnemers, zes maanden later bedroeg het totaal ongeveer 239.000. Verwacht mag worden, dat er nu ruim een jaar later, meer dan een kwart miljoen jongeren getekend heeft voor „De Zilvervloot". Op 30 juni 1959 bedroeg het totale spaar tegoed van de deelnemers reeds meer dan 36 miljoen gulden. De gemiddelde inleg per deelnemer steeg van 117,op 31 decem ber 1958 tot 153,op 30 juni 1959. Deze gegevens zijn gebaseerd op een enquete naar de toestand op 30 juni jl. Voorts is een aantal steekproeven genomen, dat het vol gende uitwijst. Tussen 1 oktober 1958 en 30 juni 1959 is nog geen IV2 °/o van het totaal aantal overeenkomsten vervallen. In de meeste gevallen zal de oorzaak van het vervallen moeten worden gezocht in het feit, dat het minimumbedrag niet werd gehaald. Aan het einde van ieder jaar moet tenminste 30,per spaarjaar zijn ingelegd, dus ook aan het einde van 1959 moest ten minste 30,zijn gespaard. Spreiding- over de leeftijdsgroepen Verreweg het grootste deel, namelijk 88 van de deelnemers behoort uiteraard tot de leeftijdsgroep van 16 tot en met 21 jaar. Daarvan spannen de 17-jarigen met 16 van het totaal de kroon. De 15-jarigen vormen ruim 4 van het totaal, tot de resterende 8 behoren per sonen van 22 tot en met 25 jaar. Dit zijn oud-militairen, die gebruik hebben gemaakt van de uitzondering om nog tot het 24e jaar een spaarovereenkomst te sluiten. Spreiding per provincie De stijging van het aantal deelnemers is niet voor alle delen van ons land gelijk. Uitge drukt in procenten deed de sterkste stijging zich voor in Groningen (pl.rn. 38 Noord brabant, Utrecht en Zuid-Holland. De ge ringste stijging werd geconstateerd in Zee land en Friesland (pl.m. 24 Ook het gemiddelde bedrag per spaarder loopt uiteen. De hoogste gemiddelden komen voor in Friesland 195,Groningen, Zeeland en Overijssel, de laagste gemiddel den in Limburg en Noordbrabant 145, Tot de stijging van het totaal gespaarde be drag, over de eerste zes maanden van dit jaar, is procentueel het sterkst bijgedragen door de spaarders in de provincies Gro ningen (88 Zuid-Holland, Noordholland en Gelderland. In de provincies Noord brabant en Drenthe (67 is, naar verhou ding, in die periode het totaal gespaarde be drag het minst sterk gestegen. Tenslotte mag de medewerking van het be drijfsleven niet onvermeld blijven. Hoewel statistische gegevens daaromtrent ontbreken, kan toch worden gesteld, dat enige honderden ondernemingen administratieve bemiddeling verlenen ten behoeve van het personeel, dat meedoet aan het „Zilvervloot-sparen". Op verzoek van het personeel wordt namelijk via de loonadministratie telkens een vast spaar- bedrag overgemaakt naar de spaarinstel- lingen waar men een jeugdspaarovereen- komst heeft gesloten. Deze deelnemers hoeven dus niet voor iedere storting naar de spaarinstelling te gaan. Ook zijn in een aantal ondernemingen rege lingen voor het personeel tot stand gebracht, waarbij de „Zilvervloot-spaarders" een gel delijke bijdrage van het bedrijf ontvangen, welke verbonden is aan het spaarsysteem van de Jeugdspaarwet. Het bedrijfsleven heeft door al deze vormen van medewerking stellig bijgedragen tot het succes van de Zilvervloot. 308

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 30