DE LANDBOUW IN DE BENELUX
Het aangaan van de Benelux-douaneover-
eenkomst in september 1944 was in een
tijd, waarin zich grote historische verande
ringen voltrokken en zich voor de toekomst
aankondigden een bewijs van realiteitszin
en moed der drie betrokken landen. Dit
pogen tot nauwere samenwerking wekte dan
ook alom grote belangstelling.
Inmiddels is de Benelux stap voor stap verder
ontwikkeld en staan de drie partners op het
punt hun streven met de instelling van de
Benelux Economische Unie te bekronen.
Naast de Benelux ontstonden in West-
Europa intussen andere vormen van econo
mische samenwerking: de O.E.E.S. en sedert
enige tijd de Europese Economische Gemeen
schap. Door deze ontwikkeling is de Benelux
niet alleen enigszins op de achtergrond van
de belangstelling geraakt, doch wordt tevens
wel de vraag geopperd of de Benelux binnen
de E.E.G. nog zin heeft.
Benelux en E.E.G.
Een belangrijke reden voor de Benelux-
landen om op de ingeslagen weg voort te
gaan ligt in het faseverschil van integratie
tussen Benelux en E.E.G. Terwijl de E.E.G.
nog slechts aan het begin van haar ontwikke
ling staat, is de Benelux reeds hoog op de
integratieladder geklommen. Sedert de in
werkingtreding op 1 januari 1948 van de
douaneovereenkomst zijn de economieën
onderling in toenemende mate vervlochten,
terwijl de coördinatie van de economische
politiek, zowel naar binnen als naar buiten,
zich geleidelijk heeft ontwikkeld. Het heeft
dan ook alle zin de bereikte resultaten te
consolideren en verder uit te bouwen zonder
af te wachten wat de ontwikkeling van de
E.E.G.- in dezen zal brengen. Het E.E.G.-
verdrag biedt hiertoe de gelegenheid.
Er is evenwel nog een andere gewichtige
stimulans tot verdere verwezenlijking van de
Benelux-gedachte.
Men herinnere zich, dat aan de totstand
koming van de E.E.G. in belangrijke mate
politieke factoren ten grondslag liggen
(machtsverhouding Frankrijk-Duitsland), ter
wijl daarnaast in economisch opzicht de
landen, die zich hebben verbonden, vogels
van diverse pluimage zijn. Het gevaar is dan
ook niet denkbeeldig, dat in het wordings
proces derE.E.G. de politieke en economische
krachten dusdanig uitwerken, dat de drie
kleine landen ernstig in het gedrang komen.
Met het oog hierop dringt zich binnen de
E.E.G. de noodzaak van samenwerking tussen
deze drie als het ware vanzelf op en kan het
dan ook als een gelukkige omstandigheid
worden beschouwd, dat zij in de Benelux een
instrument kunnen vinden ter krachtige ver
dediging van hun belangen. Dit besef leeft
bij de drie regeringen en het achter ons lig
gende jaar heeft aangetoond, dat de Benelux-
belangen in de E.E.G. het beste worden
gediend, wanneer de drie partners als een
eenheid optreden. Er was dan ook in 1958
besloten ten aanzien van de handelspolitieke
verplichtingen, die uit het E.E.G.-verdrag
voortvloeien, zoveel mogelijk een gemeen
schappelijk standpunt in te nemen. Dit ge
zamenlijk front maken is evenwel voor een
aantal landbouwprodukten nog niet mogelijk
gebleken. Overigens zij opgemerkt, dat de
gemeenschappelijke handelspolitiek derBene-
De Benelux heeft naast de Europese Economische Gemeenschap zeker nog reden van bestaan,
zowel door het faseverschil van integratie als door de noodzaak van verdediging der belangen
van de drie landen. Moeilijkheden in verband met de vrijmaking van de onderlinge handel
in landbouwprodukten, inzonderheid op het punt van de preferentie. Waar volledige
harmonisatie van het landbouwbeleid een te idealistisch streven bleek, besloot men tot
harmonisatie per produkt. Ontmoedigende resultaten van de bespreking der ministers. Zal
men komen tot ratificatie van het verdrag voor de Benelux Economische Unie, zonder een
oplossing te hebben gevonden voor de landbouwproblemen
Inleiding
304