e. Oester- en mosselkwekerijen
In Zeeland vindt men wel een zeer typisch
visserijbedrijf, dat in vele opzichten aan de
land- en tuinbouw doet denken, nl. de oester-
en mosselkwekerijen.
Sinds het eind van de vorige eeuw zijn de
oestervissers er toe overgegaan hun bedrijf te
intensiveren door oesterlarven op schelpen of
dakpannen op te vangen en aldus de groei
van een groter aantal oesters te bevorderen.
Al naar de grootte van de oesters duurt het
kweken van het opvangen van de larven tot
de voor consumptie geschikte oester drie tot
vijf jaar. Dit kweken vindt plaats op daar
voor gepachte percelen in de Oosterschelde
met Yerseke als centrum. De kwekers leveren
thans ongeveer 20 miljoen oesters per jaar
af, meest voor export. In ons eigen land wor
den slechts weinig oesters gegeten.
De mosselkwekerijen zijn iets eenvoudiger.
De kweker vist op de Waddenzee of elders
kleine mossels (mosselzaad) op, welke hij op
door hem gepachte percelen in Zeeland of
op de Waddenzee uitzaait. Een of twee jaar
later zijn de mossels zodanig gegroeid, dat ze
voor consumptie geschikt zijn.
Bruinisse is naast Yerseke een centrum van
mosselkwekers. De jaarlijkse produktie van
40 a 50 miljoen kg wordt hoofdzakelijk ge
ëxporteerd. Ook mosselen worden in ons land
weinig gegeten, ofschoon het een voedzaam
en lichtverteerbaar voedsel is.
Het grote probleem van de oester- en mossel
kwekers in Zeeland is thans het Deltaplan,
waardoor zij hun bij uitstek geschikte per
celen voor het kweken van oesters en mos
selen zullen verliezen.
De oester- en mosselkwekers beschikken in
vele gevallen over goede vaartuigen. Het be-
treft ook hier familiebedrijven, waarin broers
of vader en zoons samenwerken.
I)e visserij als bron van deviezen
Bij de bespreking van de verschillende takken
van visserij konden wij er reeds op wijzen, dat
de visserij in belangrijke mate afhankelijk is
van de export. Dit blijkt dan ook duidelijk
uit nevenstaande cijfers.
De waarde van de uitvoer blijkt zelfs de
waarde van de aanvoer te overtreffen.
Perspectieven voor de visserij
Onze visserij is bepaald geen tak van bedrijf
zonder toekomstmogelijkheden. Vergroting
van het visverbruik in eigen land zou de
positie van de visserij reeds kunnen ver
stevigen. Van niet minder belang zijn de
kansen, welke de Euromarkt voor de visserij
biedt.
Vóór 1914, d.w.z. in de jaren dat er nog
slechts weinig belemmeringen aan de uitvoer
in de weg werden gelegd, was Nederland een
der belangrijkste visserijlanden van West-
Europa. De gunstige ligging t.o.v. visgronden
en afzetgebieden van West- en Midden-
Europa leidden tot een belangrijke export van
vis. Later zijn door contingentering van de
invoer van vis en andere handelsbelemme
ringen deze natuurlijke voordelen verloren
gegaan. Vooral na 1930 drukte de econo
mische depressie zwaar op onze visserij.
De liberalisatie van het handelsverkeer en
met name de komende Euromarkt zullen de
natuurlijke voordelen, welke uit de ligging
van ons land voortvloeien, wederom tot hun
recht kunnen doen komen Dit zal voor onze
visserij nieuwe mogelijkheden scheppen.
Of van de perspectieven voldoende gebruik
zal worden gemaakt, zal de tijd leren. Wel
zijn onze ervaringen, dat het gewenst moet
worden geacht, dat de visserij overeen
komstige financieringsmogelijkheden nodig
heeft als er voor land- en tuinbouw bestaan.
Ook in de visserij zijn de nieuwe investerin
gen hoog. Zij kunnen niet meer uitsluitend
door de familiekring worden opgebracht. Zou
er in de komende jaren in de kredietvoor
ziening verbetering komen, dan is er vol
doende ondernemingsgeest bij bekwame
reders en vissers om de Nederlandse visserij
tot nieuwe bloei te brengen. Naast een ge
zonde boerenstand zouden wij dan ook een
levenskrachtige vissersbevolking behouden
Waarde van de uitvoer in
miljoenen guldens
1956
1957
1958
1. Haring
41
41
44
2. Verse zeevis
24
24
30
3. Oesters, mosselen,
garnalen
24
25
27
4. Visconserven
19
22
18
5. Overige vis
6
5
8
Totaal
114
117
127
Bron: In-, uit- en doorvoerstatistiek van het G.B.S.
291