EMIGRATIEMEDEDELINGEN
Een tiental jaren geleden kwam de emigratie
van personen uit de Nederlandse agrarische
sector op gang. Al spoedig nam de trek naar
overzeese landen een grote omvang aan, welke
gedurende enige jaren werd gehandhaafd, om
daarna weer aanmerkelijk te verminderen.
Ongetwijfeld zijn de ontwikkelingen, welke
zich in en rondom de land- en tuinbouw van
ons land in het verloop van deze periode
voordeden, van grote invloed geweest op de
omvang van de agrarische emigratie.
Wellicht het meest opvallende verschijnsel in
de agrarische sector van ons land is, dat het
aandeel van de agrarische beroepsbevolking in
de totale beroepsbevolking in deze periode, en
met name vanaf 1955, zeer snel achteruit is
gegaan. Terwijl in 1947 nog 1 van elke 5 per
sonen met een beroep zijn hoofdbestaan in de
land- en tuinbouw vond, is de verhouding
momenteel 1 op 8 geworden. Geconcludeerd
kan worden, dat na 1947 veel meer dan 100.000
personen ouderen en jongeren uit gezin
nen van agrariërs een bestaan hebben ge
vonden buiten de Nederlandse land- en tuin
bouw.
Het overgrote deel hiervan is terecht gekomen
in de industrie en andere niet-agrarische be
drijfstakken van ons land. Dit is mogelijk ge
weest, dank zij de hoogconjunctuur van plm.
1955—1957. Bovendien hebben zich, onder
meer ten gevolge van de intensievere agra-
risch-sociale voorlichting, grondige wijzigingen
voorgedaan in de mentaliteit en instelling van
vele agrarische gezinnen. Geleidelijk is men
het daar als een min of meer normaal ver
schijnsel gaan zien, dat een of meer kinderen
een niet-agrarisch beroep kiezen.
Vanzelfsprekend heeft dit ook zijn weerslag
gehad op de animo in de gezinnen van boeren,
tuinders en landarbeiders om naar vreemde
landen te emigreren.
Heeft emigratie voor de agrariërs nu maar
weinig zin meer? Dat mag men zeker niet
stellen. Ondanks de ontwikkelingen van de
laatste jaren is er in ons land nog steeds een
schaarste aan cultuurgrond. De voortschrij
dende techniek vordert, dat gemiddeld ge
nomen de grootte van de bedrijven toe
neemt. De agrarische bevolking blijft een
relatief sterk natuurlijk accres vertonen. De
opnamecapaciteit van de industrie is geens
zins onbeperkt. Er is nog een beduidend
aantal boeren en tuinders (en kinderen daar
van), dat zo enigszins mogelijk in het agra
rische beroep wil blijven. In dergelijke ge
vallen biedt een, uiteraard goed voorbereide,
emigratie de enige reële oplossing.
Emigratie is een definitieve stap in het leven.
De boer en de eventuele volwassen leden van
de boerengezinnen zullen zich daarom een zo
breed mogelijk inzicht moeten verwerven in
de consequenties van de emigratie en in de
omstandigheden, waaronder het leven zich
elders in den vreemde zal voltrekken.
De landbouw en het maatschappelijk bestel in
elk der immigratielanden heeft zijn eigen as
pecten en de omstandigheden, waaronder men
tot zelfstandige uitoefening van een bedrijf
komt, vertonen een grote mate van variatie.
Bij emigratie van elke boer naar Canada is de
weg: boer in Nederland knecht in Canada
koop van een bedrijf, indien middelen daar
toe aanwezig zijn. Naar Australië: boer in
Nederland knecht in Australië boer op
deelpachtsysteem eventuele aankoop van
een eigen bedrijf. Een andere weg is de vesti-
In het tweede nummer van „Emigratie" bespreekt de heer C. G. A. Mertens in een artikel,
getiteld „Op zoek naar nieuwe gronden" de gang van zaken ten aanzien van de emigratie
uit de agrarische sector van ons land. Schrijver komt tot de conclusie, dat zeker niet gesteld
mag worden, dat emigratie voor agrariërs nog maar weinig zin heeft. In vele gevallen kan
een goed voorbereide emigratie de enige reële oplossing zijn. De verschillende aspecten van
de weg, welke de emigrerende boer moet afleggen, worden kort besproken.
Brochure Emigratiedienst „Ken uw kansen".