WENKEN VOOR KASSIERS
ningen te cederen, maar helemaal afdoende is
dat niet. Als de hypotheekgever namelijk on
danks dit verbod toch cedeert, is de cessie
rechtsgeldig, tenzij aangetoond kan worden,
dat degene aan wie de huur- of pachtpen-
ningen gecedeerd zijn, wist dat er een hy
potheek op dit verhuurde of verpachte goed
rustte.
Er is een eenvoudig middel waardoor de bank
zich tegen boven uiteengezette mogelijkheid
van benadeling kan beveiligen. Zij kan name
lijk, als de hypotheekgever toestemming
vraagt om het bezwaarde goed te verhuren of
te verpachten, deze toestemming afhankelijk
stellen van de voorwaarde, dat de hypotheek
gever de huur- of pachtpenningen aan de
bank zal cederen tot gelijke zekerheid als
waarvoor de hypotheek gevestigd is. Deze
eis dient de bank zelfs dan te stellen, als er
een ruime overwaarde is. De cessie-akte,
waarvan modellen bij de juridische afdeling
verkrijgbaar zijn, moet worden getekend, na
dat de huur- of pachtovereenkomst getekend
is. Zij moet vervolgens ter registratie worden
aangeboden. Het is niet nodig, dat deze akte
door de huurder of pachter meegetekend
wordt; alleen als de bank het nodig acht te
eisen, dat de huur- of pachtpenningen via de
bank betaald worden, dient de huurder of
pachter de cessie-akte mee te tekenen.
Als een reeds verpacht of verhuurd onroerend
goed met hypotheek wordt bezwaard, moet
eveneens zulk een cessie-akte getekend wor
den. De notaris zal in zulke gevallen de in
houd van de cessie-akte ook in de hypotheek
akte verwerken, hetgeen extra kosten met zich
brengt. Ook voor de thans reeds verhuurde of
verpachte onderpanden kan zulk een cessie
akte zin hebben.
Zoals bekend verondersteld mag worden, be
staat er geen bezwaar tegen, dat kolom 6 van
uittreksel I genaamd „totaal der drie voor
gaande kolommen" niet wordt ingevuld. Men
mist dan weliswaar de gelijkheid: kolom 3 --
4 5 kolom 6, doch de meeste kassiers
vinden dit geen overwegend bezwaar. Overi
gens is men natuurlijk volkomen vrij om kolom
6 wèl in te vullen, met name wanneer men
hiervan profijt meent te hebben.
Het niet invullen van kolom 6 van uittreksel
I wordt natuurlijk in de hand gewerkt door
de wijze, waarop de spaarrekening wordt bij
gehouden. In verband hiermede verwijzen wij
gemakshalve naar pagina 83 van de Hand
leiding voor de administratie (voorbeeld b).
Dit voorbeeld neemt het begin- en eindsaldo
niet op in de mutatiekolommen van de indivi
duele grootboekkaart, zodat de totaaltelling
van de kolommen „terugbetaald" en „inlagen"
direct de cijfers oplevert, bestemd voor de
kolommen 7 en 4 van uittreksel I.
Wij gaan van de veronderstelling uit, dat in de
slappe tijd de beginsaldi van de spaarrekenin
gen aan de hand van de grootboekkaarten
reeds op het nieuwe uittreksel I zijn gezet en
sluitend bevonden met de balanspost spaar
bank per 31 december. De volgende stap,
welke sommige kassiers zetten, is om in de loop
van het jaar de mutaties van afgelopen reke
ningen op het uittreksel te noteren. Deze
notities leveren snel gegevens op, welke nodig
zijn voor het samenstellen van de balansbijlage
inzake de verantwoording van de spaarbank
boekjes.
De gewoonte om na afloop van het boekjaar de
jaarmutaties' in de kolommen 4 en 7 van uit
treksel I te noteren en na te gaan of het totaal
hiervan overeenstemt met de dagboekcijfers, is
aan te bevelen. Het hieraan verbonden voor
deel is, dat voordat de rente is bijgeschreven
spoedig bekend is of de spaarbank qua mu
taties al of niet sluit.
Na beëindiging van de renteberekening kun
nen de kolommen 5 en 8 worden ingevuld.
Wat het bijhouden van de individuele groot-
f
O
221