zekerheid voor leningen bij de bank kan ver
bonden worden, t.w. een z.g. opstalrecht. Het
opstalrecht is namelijk de bevoegdheid om
een hnis of een ander gebouw of planten op
de grond van een ander in eigendom te heb
ben. Dat recht kan met hypotheek worden
bezwaard.
Het beste zou het zijn, zo betogen de twee
auteurs, als de pachtwetgeving met het oog
op de bouw van kassen en warenhuizen door
pachters gewijzigd zou worden. Dat kan heel
eenvoudig gebeuren en wel door de bepaling
in de pachtwet op te nemen, dat de pachter
de door hem gestichte opstallen te allen tijde
kan afbreken en die bevoegdheid ook aan
een ander kan overdragen. Men bespaart op
die wijze aan de pachter veel kosten (blz. 249).
In zoverre komt de conclusie van de Eind-
hovense juristen overeen met die van het
interimrapport van de Commissie Landbouw
krediet, waarvan wij in de Raiffeisen-Bode van
februari jl. melding hebben gemaakt (blz. 33).
In het hoofdstuk hypotheken worden hierna
nog enkele andere kwesties besproken, welke
wij hier niet zullen kunnen behandelen, doch
die wij enkel willen opsommen: huur- en pacht
overeenkomsten met betrekking tot het be
zwaarde goed (blz. 214); vorderingen, die bo
ven hypotheek bevoorrecht zijn (blz. 215); de
ruilverkavelingsrente (blz. 216); krediet- en
bankhypotheken (blz. 219 e.v., zie ook blz.
205); schuldoverneming bij vervreemding van
het bezwaarde goed (blz. 223); gemeente-erf
pacht (blz. 230); erfpachtsrecht in nieuw ge
wonnen land (blz. 230); hypotheek op appar
tementen (blz. 252); hypotheek op onroerend
goed, waarvan de hypotheekhouder slechts
tezamen met anderen eigenaar is (blz. 257).
Vervolgens wijden de schrijvers een hoofd
stuk aan verpanding en cessie alsmede aan
de zekerheidsoverdracht van roerend goed.
Daarbij worden de bezwaren, die aan zeker
heidsoverdracht verbonden zijn, duidelijk uit
eengezet (blz. 270). Wij menen daarop thans
niet verder te behoeven in te gaan, daar wij zelf
reeds vele malen de onzekerheden, waarmee
de zekerheidseigenaar geconfronteerd wordt,
in de Raiffeisen-Bode uiteengezet hebben. De
bezwaren van de zekerheidseigendom, welke
de Eindhovense juristen noemen, komen vrij
wel overeen met die, welke door ons als zo
danig worden ervaren.
Tenslotte wordt nog het z.g. registerpand-
reeht besproken (blz. 276-280).
Zoals men weet, bestaat op het ogenblik bet
voornemen om een geheel nieuw Burgerlijk
Wetboek in Nederland in te voeren. Daarbij
wordt ook overwogen om de eigendomsover
dracht tot zekerheid te vervangen door een
registerpandrecht. Dat zou een pandrecht
zijn, dat tot stand komt door een aantekening
in de registers en niet door terhandstelling van
de in pand gegeven zaak, zoals nu nog voor
pandrecht vereist wordt. De schuldenaar zal
dan ook de goederen in pand kunnen geven,
welke hij niet in zijn bedrijf kan missen. Dit
registerpandrecht zal, wanneer het ingevoerd
zal zijn, het onmogelijk maken, dat de de
biteur meerdere malen achtereen dezelfde
goederen frauduleus aan verschillende geld
schieters in eigendom tot zekerheid over
draagt, gelijk thans nog wel eens pleegt te
geschieden. De schrijvers verklaren voorstan
ders van de invoering van het registerpand
recht te zijn.
Wij hebben in het vorenstaande alleen en
kele punten uit het uitvoerige artikel over de
zekerheidsrechten in het Eindhovense ge
denkboek kunnen belichten. Wij hopen hier
mee tevens duidelijk gemaakt te hebben, dat
men aan de schrijvers dankbaar dient te zijn
voor de moeite, die zij hebben willen nemen
om een zo diepgaande studie van hun onder
werp te maken.
208