45ste verjaardag reeds gedurende ten minste 5 jaar weduwe was; 4. indien zij op de dag van het in werking treden van de wet: blijvend invalide is; nog een kind heeft jonger dan 18 jaar; 60 jaar of ouder is. Het recht op weduwenpensioen eindigt in ieder geval op de eerste dag van de maand, waarin de weduwe 65 jaar wordt. Zoals be kend krijgt de weduwe dan recht op ouder domspensioen ingevolge de Algemene Ouder domswet. Tijdelijke weduwenuitkering De weduwen van verzekerden, die niet in één der onder at/mg genoemde omstandigheden verkeren en dus niet voor weduwenpensioen in aanmerking komen, krijgen bij het overlijden van haar man recht op tijdelijke weduwenuit- kering. Ook een weduwe, wier weduwenpen sioen wordt ingetrokken, omdat zij niet meer aan de vereisten voldoet b.v. doordat haar jongste kind 18 jaar geworden is en zij zelf nog geen 50 jaar (zie boven onder d) of nog geen 45 jaar (zie boven onder f) oud is ontvangt alsdan recht op tijdelijke weduwen- uitkering. Voor weduwen jonger dan 27 jaar duurt de tijdelijke weduwenuitkering zes maanden. Voor weduwen, die op het tijdstip, waarop zij recht op de tijdelijke uitkering krijgen, reeds 27 jaar of ouder zijn, duurt de uitkering zoveel maanden langer dan zes maanden als zij op dat tijdstip volle jaren ouder zijn dan 26 jaar, met dien verstande, dat de uitkering maximaal 2 jaren duurt. Ook ten aanzien van de tijdelijke we duwenuitkering is een overgangsmaatregel in de wet opgenomen voor het geval de echtge noot van de weduwe reeds vóór het in wer king treden der wet is overleden. In dat ge val heeft de weduwe, zo zij bij het in werking treden der wet geen recht heeft op weduwen pensioen, onder bepaalde omstandigheden recht op tijdelijke weduwenuitkering. Be rekend wordt nl. de duur der tijdelijke we duwenuitkering, waarop zij recht zou hebben, indien de wet reeds op het ogenblik van over lijden van haar man zou hebben gegolden. Als de aldus berekende duur zich vanaf de eerste dag der maand volgende op het over lijden van haar echtgenoot uitstrekt tot een tijdstip, gelegen zes maanden of langer na het in werking treden van de wet, krijgt zij over de periode, gelegen na de in werking treding der wet recht op de tijdelijke we duwenuitkering. Indien deze duur zich over minder dan zes maanden na de in werking treding der wet uitstrekt, krijgt de weduwe echter geen recht op de tijdelijke uitkering. Voorbeeld: Een vrouw van 32 jaar is in mei 1959 weduwe geworden. Indien de wet reeds ten tijde van het overlijden van de echtgenoot had gegolden, zou de vrouw gedurende 12 maanden de tijdelijke weduwenuitkering ge noten hebben. In geval de wet op 1 oktober 1959 in werking mocht treden, zal zij nog tot en met mei 1960, dus gedurende 8 maanden (van de 12 maanden worden 4 maanden, nl. de periode juni tot oktober 1959, geacht reeds te zijn verstreken) de tijdelijke uitkering ont vangen. Volle wezen beneden de leeftijd van 16 jaar ontvangen bij het overlijden van de langst levende van hun vader en moeder recht op wezenpensioen. Indien en zolang de kinderen studeren of invalide zijn wordt de leeftijds grens van 16 jaar verschoven naar 27 jaar. Ouderloze pleegkinderen worden gelijk ge steld met eigen kinderen. Een kind kan tegelijkertijd slechts op grond van één overlijden wezenpensioen genieten. Kinderen, die reeds vóór het in werking tre den van de wet ouderloos waren, kunnen krachtens de overgangsmaatregel recht op wezenpensioen doen gelden. Grootte der pensioenen en uitkeringen Het weduwenpensioen bedraagt: a. voor een weduwe zonder kinderen beneden 18 jaar: 1.326,per maand 110,50. b. voor een weduwe met één of meer kin deren beneden 18 jaar: per jaar 1.968, per maand 164, De tijdelijke weduwenuitkering bedraagt per jaar 1.326,per maand 110,50. Het wezenpensioen bedraagt: per kind tot het 10e jaar: 438,— per jaar, ƒ36,50 per maand; Wezenpensioen 191

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 25