6o JAREN LANDBOUW, KREDIET, ORGANISATIE De Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht, die in 1958 haar zestigjarig bestaan vierde, heeft thans onder bovenstaande titel een gedenkschrift doen verschijnen, dat ge wijd is aan de ontwikkeling gedurende de laatste zestig jaren van het spaar- en krediet wezen, zoals dat in de Utrechtse organisatie van boerenleenbanken belichaamd is. Het eerste gedeelte van het boek, dat het tijdvak 1898-1948 behandelt, is van de hand van de in april overleden heer Th. J. Visser, oud-directeur van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank. De heer Visser had na zijn pensionering de taak op zich genomen om in het bijzonder de geschiedenis van Centrale Bank en boerenleenbanken na 1948 te boek te stellen. Door zijn overlijden heeft de heer Visser deze taak helaas niet kunnen voltooien. Het thans verschenen boek, dat ook door middel van foto's een beeld van Centrale Bank en boerenleenbanken poogt te geven, valt in twee delen uiteen. Het eerste, dat de periode 1898 tot 1948 behandelt, is het ge deelte aanvankelijk bedoeld als inleiding op de bespreking van de volgende jaren dat de heer Visser bij zijn overlijden in voor publikatie vatbare vorm achterliet. Het tweede gedeelte, betreffende de periode 1948 tot 1958, is van de hand van mr. J. R. Haver kamp, één der medewerkers van de Centrale Bank. Het boek heeft de bedoeling, om de bij de Utrechtse organisatie betrokken personen en andere belangstellenden een indruk te geven van de ontwikkeling en groei van het boeren leenbankwezen. Daarbij is, binnen het bestek van het boek, aandacht geschonken aan de financieel-economische omstandigheden tegen de achtergrond waarvan zich het bedrijf der boerenleenbanken en der Centrale Bank heeft afgespeeld, en aan de toestanden in de agra rische sector, waarbij deze banken zo nauw betrokken zijn. De Raiffeisenorganisatie telt thans 724 boe renleenbanken, welke men over het gehele land verspreid aantreft, met uitzondering van het grootste gedeelte van de provincies Noord-Brabant en Limburg. Na een schuchter en bescheiden begin de spaargelden van alle bij Utrecht aangesloten boerenleenbanken bedroegen per ultimo 1913 27,7 miljoen, terwijl aan voorschotten en debetsaldi in lopende rekening uitstond 24,3 miljoen zijn de spaargelden per eind 1958 gestegen tot meer dan 2 miljard, waarnaast de uitzettingen van de banken „in eigen kring" een bedrag van f 950 miljoen beliepen en de overige uitzettingen ƒ354,4 miljoen. Ook het bedrijf der Centrale Bank laat een sterke groei zien. De deposito's der boeren leenbanken bij de Centrale Bank zijn van eind 1913 tot eind 1958 gestegen van f 5,8 miljoen tot 1.096,0 miljoen! Vooral in de jaren na de tweede wereldoorlog hebben de boerenleenbanken een krachtige expansie vertoond. Deze expansie gaat nog steeds door. In de cliëntenkring van de Raif- feisenbanken zijn alle lagen en beroepen van de plattelandsbevolking vertegenwoordigd. Het aantal spaarders bij Utrechtse boeren leenbanken bedraagt thans bijna 1,2 miljoen, terwijl de banken 260.000 leden tellen. In dit boek wordt erop gewezen, dat de functie van de boerenleenbanken als krediet- verstreksters niet in groei is achtergebleven bij de groei van de boerenleenbanken als spaarbanken. Vooral de jaren 1956 en 1957, toen alom in de lande weinig geld voor kre dietverstrekking beschikbaar was, hebben dit wel duidelijk bewezen. Niet in de laatste plaats vestigt „60 jaren- landbouw-krediet-organisatie" er de aandacht op, dat de Raiffeisenorganisatie haar ontstaan en bloei dankt aan de samenwerking van de agrarische- en overige plattelandsbevolking. Over deze samenwerking, evenals die tussen de boerenleenbanken onderling in de Centrale Bank, kan de Raiffeisenorganisatie zich ook thans nog onverminderd verheugen. Aankondiging van het gedenkboek, door de Centrale Bank uitgegeven ter gelegenheid van haar zestigjarig bestaan in 1958. 136

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 6