de financiële belangen van haar leden, in het bij zonder van haar leden, die het landbouwbedrijf (in de ruimste zin des woords) uitoefenen of daarbij be trokken zijn." zaken van openbaar nut, b.v. de bouw van kerken, scholen, landbouw- en landbouwhuishoudscholen, te huizen voor ouden van dagen, ziekenhuizen, etc., het verstrekken van leningen aan de lagere overheid voor speciale doeleinden, aan waterschappen en polders en aan diverse nuttige instellingen. Onze banken zijn op dit uitgebreide terrein niet terug houdend als zij de middelen beschikbaar hebben. Trouwens, ook een groot deel van de uitzettingen van de Centrale Bank kunnen geacht worden dienstbaar te zijn aan woningbouw, elektriciteitsvoorziening, etc. Het niet zuiver boerenspaargeld vindt op deze wijze goeddeels een bestemming, die voor het werkgebied onzer banken dat in tal van gevallen geenszins uit sluitend een plattelandskarakter heeft, van groot be lang is. Artikel 2 van de statuten onzer banken zegt: „het doel van de bank is de verbetering en de in standhouding van de bedrijven en de bevordering van Het coöperatieve landbouwkrediet in Nederland is echter geen onderonsje van een aantal coöpererende plattelanders. Verre van dat. Onze banken treden ruim buiten de ledenkring als spaarinstelling voor iedereen in hun werkgebied en doen tal van uitzet tingen buiten eigen kring, die gericht zijn op de fi nanciering van algemene belangen. In de loop der jaren is het duidelijk geworden, dat de boerenleenbanken met een aanvankelijk zeer be scheiden opzet zich ontwikkeld hebben tot instellingen, die als spaar- en kredietbank en als beleggingsinsti tuut voor hun werkgebied van groot belang zijn. Na de tweede wereldoorlog heeft deze ontwikkeling een versneld tempo genomen. Het platteland vooral is in aanzienlijk sterkere mate in het geldverkeer betrokken geworden. De geldsanering heeft daartoe veel bij gedragen. Deze ontwikkeling is bij de plaatselijke banken met grote veranderingen gepaard gegaan. De huisvesting en de uitrusting met hulpmiddelen en personeel is alom sterk verbeterd. De boerenleenbank van vroeger, zeer eenvoudig gehuisvest, met een tweedehands brandkast om de zaken op te bergen, slechts enkele malen per week in de avonduren geopend, het werk verricht door de plaatselijke onderwijzer in zijn vrije uren, een rustige spaarbank, die zo nu en dan een voorschot of een hypotheekje verstrekte, is een histo risch beeld geworden, dat wij overigens dankbaar in herinnering moeten houden. Het zijn deze bankjes geweest, waarmede het landbouwkrediet in Nederland is opgebouwd, die de misstanden op het gebied van de agrarische financiering hebben opgeruimd en die aan de spaarders op het platteland een veilige be leggingsmogelijkheid hebben gegeven. Men vraagt nu van de boerenleenbanken niet alleen dat zij de strijd tegen de misstanden blijven voeren, maar dat zij de middelen zullen weten te verschaffen die nodig zijn om in land- en tuinbouw de nodige produktiviteitsverhoging tot stand te brengen, om een ruime ontwikkeling van de coöperatieve bedrijvigheid mogelijk te maken en verder dat zij tal van algemene belangen zullen weten te financieren. Of dat alles mogelijk zal zijn hangt voor een belang rijk deel af van omstandigheden, die wij niet in de hand hebben. Maar als wij willen is er althans één machtige lactor, die wij tot ons voordeel kunnen doen zijn. Het is de saamhorigheid onzer leden, die in het verleden de oprichting van de Raiffeisenbanken heeft mogelijk gemaakt en die de ontwikkeling zo'n grote vlucht heeft gegeven. Veertig jaar geleden overschre den onze gezamenlijke middelen de 100 miljoen grens. Thans hebben onze gezamenlijke reserves deze lijn overschreden! Als wij deze saamhorigheid weten te bewaren en sterk te houden, dan zullen onze banken een grote steun voor hun kring blijven in de tijden die voor ons liggen en waarin ook het platteland steeds meer in de branding van de economische en sociale veranderingen, die zich in onze maatschappij voltrekken, zal komen te staan. Die saamhorigheid blijve ook in de toekomst het kenmerk en de kracht van onze organisatie, die als zelfstandige coöperatie een belangrijke taak in onze Nederlandse maatschappij wil blijven vervullen. 14

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 60