de bedrijven, die de gezonde bedrijfseconomische be ginselen verwaarloosd hadden en wier financiële structuur niet gezond genoemd mocht worden, in de sterkste mate van de crisis te lijden hadden en met ondergang werden bedreigd. Deze bedrijven hadden in een voor de Nederlandse tuinbouw gunstig tijdperk lasten op zich genomen, die bij het later geldende prijspeil van de produkten niet meer opgebracht kon den worden. maar dan zou toch de enquête waarover ik zo juist bruiken, krediet-minded. In de tuinderij en al haar geledingen hebben nieuwe bedrijfsmethoden altijd snel ingang gevonden en is de drang naar expansie altijd zeer groot geweest. Men heeft nimmer geschroomd daarvoor schulden aan te gaan. Voor een bespreking van de techniek van de finan ciering van de tuinbouw ontbreekt hier de tijd. Ik moet volstaan met enige opmerkingen van algemene aard. De ervaring van de Centrale Bank en de boerenleen banken op het gebied van de tuinbouwfinanciering is gunstig. Wij hebben bewonderenswaardige presta ties gezien van tuinders en kwekers, maar wij hebben ook sombere tijden beleefd. In het jaar 1928 b.v. was alles nog rozegeur en maneschijn en was de drang naar expansie niet te stuiten. Maar in de depressie jaren werd alles anders. Toen kwamen de groenteteelt en de bloemisterij in grote moeilijkheden. Het was vooral het vraagstuk van de vaste lasten dat in het bijzonder knellend werd. Onze ervaring is, dat vooral Er ligt hierin een duidelijke waarschuwing om in tijden van hoogconjunctuur voorzichtig te blijven en niet te veel af te wijken van het gezonde principe om de benodigde permanente middelen zoveel mogelijk met eigen kapitaal te financieren. Het is niet te voor komen, dat men op bepaalde momenten schulden aangaat voor het doen van investeringen. Dat is ook niet ongezond te noemen. Maar het is gevaarlijk om de uit afschrijvingen vrijgekomen middelen steeds weer te gebruiken om de expansie te financieren. En dat ziet men in de tuinbouw nogal eens gebeuren. Te veel tuinders vinden het blijkbaar weinig zakelijk om te sparen (door meer af te lossen dan waartoe ze verplicht zijn) en menen meer geld te kunnen ver dienen door steeds verdergaande expansie. Het is duidelijk, dat zij zo niet uit hun kwetsbare positie zullen groeien. Wl. Het is bepaald niet mijn bedoeling een domper te zetten op de ondernemingslust van de tuinders en de kwekers. Dat zou, in aanmerking nemende de gezind heid van deze ondernemers, trouwens een onvrucht bare inspanning zijn. Ik heb slechts de bedoeling aan te dringen op matiging en er de nadruk op willen leggen dat men niet verder moet springen dan zijn stok lang is. U kunt er tevens een verklaring in vinden van de politiek, die de boerenleenbanken bij de kredietverstrekking aan de tuinbouwbedrijven pro beren te volgen. Ik meen, dat zij niemand een dienst zouden doen indien zij lichtvaardig zouden handelen. Een te ruim krediet heeft meer slachtoffers gemaakt dan een krediet dat wat aan de krappe kant is. Dat is onze ervaring. Het is ons niet ontgaan, dat in zijn openingsrede voor de algemene vergadering van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen (25 maart 1959) de voorzitter dezer organisatie gesproken heeft van moeilijkheden die de tuinders bij de financiering ondervinden. De indruk die wij hebben van de uit gebreide enquête, die de Commissie Landbouwkrediet heeft gehouden over knelpunten in de agrarische financiering is niet, dat de fruitteler, die zijn boom gaard wil moderniseren, de vollegrondsgroenteteler, die wil intensiveren, de glastuinder, die wil speciali seren, dat deze allen (om met de heer Prins te spreken) vaak voor onoverkomelijke financieringsproblemen staan. Iets anders is het als men spreekt over de speciale problemen van de tuinbouw in Noordhol land. Deze eisen inderdaad bijzondere maatregelen. Onze banken hebben de laatste jaren nauwelijks één aanvrage om middelen ter financiering van de inten sivering van tuinbouwbedrijven afgewezen. Hoogst zelden komt het voor, dat minder gegeven wordt dan men vraagt. Het is mogelijk, dat wij uitsluitend aan vragen krijgen, die onze banken verantwoord achten, sprak het bestaan van spanningen hebben moeten signaleren. En dat doet zij niet. Hoe dit zij, als wij pleiten voor een gezonde financiering dan is de achtergrond niet, dat er onzerzijds geen vertrouwen zou bestaan in de Nederlandse tuinbouw en zijn beoefe naren. Er is juist een groot vertrouwen en de relatie van de tuinders met onze banken is intensief en draagt goede vruchten. De kwekers en tuinders leggen beslag op een groot deel onzer kredietverstrekking. Maar de toekomst is onzeker en de ervaring heeft bewezen, dat een bedrijf met een gezonde financiële structuur de ongunst der tijden oneindig veel beter kan weer staan dan een overbelast bedrijf. De expansiedrang in de tuinbouw heeft een goede kant maar ook een minder goede. Zij leidt vaak tot overbelasting. Van daar een waarschuwend woord Onze banken hebben niet alleen met boeren en tuin ders en hun coöperaties te maken. Zij hebben aan dacht te schenken aan de financiële aangelegenheden van de gehele bevolking in hun werkgebied, die in de streken waar de verstedelijking snel om zich heen grijpt, nog maar nauwelijks een plattelandskarakter kan behouden. Als spaarbank en als dienstverlenende instantie in het geldverkeer hebben onze banken overal een ruime taak. Wat de kredietverlening be treft hebben zij ook rekening te houden met de be langen van de niet-agrariërs onder hun leden. Aangezien de positie van niet-agrarische bedrijven als regel moeilijker te beoordelen en te volgen is dan die van boerenbedrijven, moeten bij die kredietver lening wel bijzondere maatstaven worden aangelegd. Het beste is, dat zij plaatsvindt in de vorm van niet te grote voorschotten of kredieten, gedekt door hypo theek. We dringen aan op terughoudendheid als het gaat om aanvragen van grotere kredieten voor zaken, die moeilijk te beoordelen en nog moeilijker te volgen zijn, zoals b.v. aannemersbedrijven. Er staat voor onze banken trouwens nog een andere weg open om niet zuiver agrarische belangen te dienen. Ik heb op het oog de financiering van allerlei 13

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 59