Vlaanderen en Groningen en tussen Westland en de krediet kan ik nog niet veel zeggen omdat haar rapport nog in bewerking is. Maar het is algemeen bekend, dat deze commissie met medewerking van de standsorganisaties op ruime schaal een enquête heeft ingesteld naar de wensen en verlangens, die er ten aanzien van het boerenleenbankwezen bij boeren en tuinders bestaan en naar de tekortkomingen, die men te dezen opzichte aanwezig acht. Straks zal ons dus een spiegel worden voorgehouden, waarin wij onze gebreken en onvolkomenheden kun nen zien. Wij behoeven op die spiegel echter niet te wachten. Wie zijn oor te luisteren heeft gelegd, weet wel, dat er stemmen op gaan die pleiten voor vernieuwingen op verschillende punten. Ik noem hiervan b.v. afschaffing van de persoonlijke zekerheden in de vorm van borgen voor kredieten, verstrekking van blanco-kredieten in de gevallen dat de kredietnemer geen zakelijke zekerheid kan stellen, ja zelfs als hij die wel zou kunnen stellen, in de vorm van hypotheek-verlening, maar als hij deze niet wil stellen, omdat zijn buurman ook blanco krediet bij de boerenleenbank geniet. Wij kunnen klachten horen over de toeneming van het afbetalingsstelsel bij aankoop van machines en werktuigen en over de enorme rentes, die als men deze goed uitrekent, de koper daarbij moet betalen. Wij lezen van degenen, die zich zorgen maken over de ondermijning van de zelfstandigheid van de boerenstand, die op steeds ruimere schaal gebruik maakt van kredieten van veevoederhandelaren voor het mesten van varkens, van kippen, kuikens, enz. Wij mogen aan die stemmen niet schouderophalend voorbij gaan met de gedachte in het hoofd, dat de leden van de boerenleenbank met de tegenwoordige gang van zaken tevreden zijn en dat de kritiek slechts komt van enkelen. Wij behoeven natuurlijk niet op iedere kritiek, die wel eens gelanceerd wordt, in te gaan. Maar wel moeten wij alles wat er wordt op- en aan gemerkt zorgvuldig overwegen, overeenkomstig de spreuk: onderzoek alle dingen en behoud het goede. Met dat overwegen kunnen wij nu al wel beginnen en dan hebt u meteen stof tot discussie in uw eerst volgende ledenvergaderingen. Ter inleiding van die discussie wil ik alvast een paar punten naar voren brengen. Het uitgangspunt van alle overwegingen zal dunkt mij moeten zijn, dat risico's, die een boerenleenbank aanvaardt, gedekt moeten worden, hetzij door per soonlijke of zakelijke zekerheid, dan wel door een risicopremie in de vorm van een verhoogde debet rente, uit welke premies de kredietgever een reserve tegen bijzondere risico's kan opbouwen. Vooral ook tegenover de spaarders, die zulke grote bedragen aan de boerenleenbanken toevertrouwen, is een en ander noodzakelijk. De eerste vraag is nu, of de leden en de besturen van de boerenleenbanken bereid zijn om de huidige vrij eenvoudige en dus goedkope werkwijze, waarbij billijke debetrentes mogelijk zijn, uit te breiden met kredietverleningen met grotere risico's, welke kre dieten dus duurder dan de huidige zullen moeten zijn, en die de administratie ingewikkelder zullen maken. Wil men deze kant op dan zal men zich verder moe ten afvragen, of alle bijzondere risico's over één kam moeten worden geschoren en of men er b.v. over de gehele lijn een debetrente voor zal willen laten betalen, die een paar procent hoger zal moeten liggen dan de normale, dan wel of het bestuur met de kassier ieder bijzonder risico op zichzelf zal moeten wegen en voor ieder geval een afzonderlijke debet rente zal moeten vaststellen. Zou men tot dit laatste besluiten dan rijst de vraag of er niet veel ongenoegen in de vereniging zal ont staan, omdat Jansen een hogere rente moet betalen dan zijn buurman Pietersen. Vervolgens komt de vraag aan de orde, of iedere boerenleenbank op zichzelf sterk genoeg is om deze bijzondere risico's te dragen, of dat herverzekering op onderlinge basis, dus via de Centrale Bank, nodig of wenselijk is. Dit laatste zal ongetwijfeld het geval zijn, doch dan zal de Centrale Bank ook wel invloed moeten hebben op de risicopremies, die in de vorm van extra-debet rentes zullen moeten gelden. Moet de Centrale Bank aldus worden ingeschakeld, dan komt de vraag aan de orde, of de Centrale Bank op bevredigende wijze in staat zal zijn voor die ge vallen, die zich zullen voordoen tussen Zeeuws- Gelderse Graafschap de zwaarte van de risico's te schatten. Het zal voorts duidelijk zijn, dat als men overgaat tot de verlening van grotere blanco kredieten, er meer moeilijkheden dan thans zullen ontstaan met debiteuren, die hun verplichtingen niet kunnen of niet willen nakomen en die men dus een deurwaarder op het erf zal moeten sturen of soms failliet zal moeten laten verklaren. Zal dit de overige leden en de spaarders onverschillig laten, of zal een deel van hen zijn sympathie voor de boerleenbank verliezen en deze de rug toekeren omdat de bank zo nu en dan moeilijkheden met sommige leden heeft? Ik spreek nog maar niet van de mogelijkheid, dat ook met behulp van de deurwaarder bij een achter stallige debiteur niets is te bereiken, omdat men nu eenmaal geen veren van een kikker kan plukken. De boerenleenbanken zullen dus ongetwijfeld met ver liezen op debiteuren komen te zitten. Ik stel deze vragen en er zijn er vele andere meer niet in deze vorm op dat u zult uitroepen: „Houd maar op, wij weten het al; wij beginnen er niet aan Neen. mijn bedoeling is, dat u deze conclusie niet trekt, maar dat u van hier gaat met de gedachte in uw hoofd: Er zijn wensen; zijn die wensen redelijk en kunnen wij die inwilligen? Zo niet, waarom niet; en zo ja, op welke wijze? Geen klakkeloos ja of neen dus. Alles behoeft ook niet hals over de kop te geschieden. Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd. En bij de vraagstukken, die er met betrekking tot het landbouwkredietwezen bestaan, is er voor zo ver mij bekend geen enkel, dat om een directe oplossing schreeuwt. 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 54