vennootschapsbelasting af, dan blijft er nog 7.2 miljoen over, waarmede de reserves kunnen worden versterkt. Deze gezamenlijke reserves van de boeren leenbanken, dus buiten die van de Centrale Bank, overschrijden daarmede de 90 miljoen gulden. Dit cijfer mag er langzamerhand wel wezen; tegen over de spaarders moet het een gunstige indruk maken, maar voor ons zelf moeten wij voortdurend bedenken, dat deze 90 miljoen nog geen 4 procent van het balanstotaal uitmaakt, zodat verdere ver sterking van de reserves bij voortduring moet worden nagestreefd. Dit neemt natuurlijk niet weg dat wij met grote dankbaarheid mogen constateren, dat zowel de boerenleenbanken als de Centrale Bank hun reserves de laatste jaren heel behoorlijk hebben kunnen ver sterken. Er is een aardige buffer gevormd voor even tueel komende kwade tijden. Moeilijkheden deden zich in het afgelopen jaar slechts sporadisch voor; de boerenleenbanken hadden in het algemeen een rustig bestaan. Deze rust is aan de ene kant wel aangenaam, maar bergt anderzijds toch een gevaar in zich. Het gevaar nl. van een zekere zelfvoldaanheid; van een gevoel: het gaat goed, de leden zijn niet lastig, de spaar gelden nemen mooi toe, wij kunnen de leden, die dit wensen tegen redelijke voorwaarden van kredieten en voorschotten voorzien, enz. Deze gemoedstoestand is bedenkelijk, omdat men er bij kan inslapen. Daarom is het misschien goed, dat ik er in deze grote vergadering nog eens aan herinner, dat er voor al onder de jongeren toch verschillende wensen ten aanzien van het landbouwkrediet leven en dat er hier en daar kritiek kan worden beluisterd. Juist met het oog op die kritiek en de naar voren gekomen wensen is twee jaar geleden met medewer king van de drie Centrale Landbouworganisaties de z.g. Commissie Landbouwkrediet ingesteld. Deze commissie werkt onder de bezielende leiding van prof. Verrijn Stuart, president-commissaris van de Amsterdamse Bank en voorzitter van de Sociaal- Economische Raad, hard. maar zij is desondanks met haar werk nog niet gereed. Wel heeft zij over enkele punten een tussentijds rap port uitgebracht, dat in samenwerking met de drie centrale landbouworganisaties ter kennis is gebracht van de regering en van de leden van de Tweede Kamer B-'j de Tweede Kamer zijn nl. voorstellen aanhangig tot wijziging van ons B.W. Indien deze voorstellen ongewijzigd zouden worden aangenomen, zou dit voor het landbouwkredietwezen een stap achteruit zijn. En wel om de volgende reden. Ofschoon er nog altijd personen zijn, die vermoe delijk tegen beter weten in verkondigen, dat men om krediet bij een boerenleenbank te verkrijgen óf borgen moet hebben, óf zakelijke zekerheid in de vorm van hypotheek of onderpand van effecten moet kunnen verlenen, weten de bestuursleden en kassiers van de boerenleenbanken wel, dat ook afwijkende zekerheid, zoals cessie van veilinggelden, of melk- geld, of overdracht van een bloembollenkraam onder bepaalde voorwaarden aanvaard kunnen worden. Een vorm van zekerheid, waarvan vrij veel gebruik wordt gemaakt, is de overdracht van machines en werktuigen of van een veestapel aan de boerenleen bank. Dit wil in dit geval zeggen, dat het in wezen slechts een overdracht op papier is. De boerenleen bank worden daarbij weliswaar eigenaresse van de machines en/of het vee, doch alles wordt gewoon in het bedrijf van de kredietnemer gelaten, en buiten de boerenleenbank wordt niemand gewaar, dat de be trokken boer of tuinder zijn machines of vee als waarborg voor een krediet aan de boerenleenbank heeft overgedragen. Dit systeem werkt heel goed als men met vertrouwde en betrouwbare mensen heeft te maken, maar men kan er niet Jan en alleman voetstoots van laten profiteren. Het systeem is nl. verre van waterdicht. Een boer zou b.v., nadat hij ter verkrijging van een krediet van 5.000,zijn inventaris met waarde van 10.000,aan een boerenleenbank heeft overge dragen, een week later diezelfde inventaris nog eens aan een handelsbank of een particulier als onderpand voor een nieuwe lening kunnen overdragen. Om een dergelijk misbruik te voorkomen, is nu door de regering voorgesteld deze transactie in de toe komst nietig te verklaren. In de plaats daarvan zou dan een zogenaamd registerpandrecht moeten komen, d.w.z. transacties als de bovenbedoelde zouden in een openbaar register moeten worden opgetekend, zodat ieder, die daarvoor belangstelling heeft, daar kennis van zou kunnen nemen! Dit laatste nu achten wij in verschillende opzichten bezwaarlijk. In vele streken in de ene streek meer dan in de andere bestaat nog een zekere terug houdendheid tot het nemen van kredieten en voor schotten. Men geneert zich daarvoor een beetje. En velen gaan er niet toe over om een krediet of voor schot te vragen, hoewel zij dit zeer goed voor hun bedrijf zouden kunnen gebruiken. Zouden dus voortaan, die zogenaamde overdrachten tot zekerheid moeten worden ingeschreven in een register, waarvan iedereen inzage kan verkrijgen, dan zal dit velen weerhouden van het gebruik van dit middel om krediet of voorschot bij een boerenleen bank aan te vragen. Die registratie is voor onze boerenleenbanken, die hun leden in het algemeen zeer goed kennen, ook niet nodig. Wij werken nu al van 1946 af, dus 13 jaar lang met dergelijke afwijkende zekerheden zoals overdracht van dode of levende inventaris, van een bloembollen- kraam, cessie van melkgeld of veilinggelden enz. en in al die jaren hebben de boerenleenbanken daarop slechts verliezen tot een totaal van een paar duizend gulden geleden. Dit in aanmerking nemende, achtte de commissie Verrijn Stuart het niet wenselijk, dat de regerings voorstellen tot wijziging van ons B.W., ongewijzigd tot wet zouden worden verheven. Zij heeft dit in een tussentijds rapport openbaar gemaakt en de beide Centrale Banken (Utrecht en Eindhoven) hebben er in overleg met de 3 centrale landbouworganisaties voor gezorgd, dat ook de regeringsinstanties dit rapport onder de ogen kregen. Van het overige werk van de Commissie Landbouw-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 53