voor de afwijking van het „algemeen" spaar- niveau, in de vorm van het verschil tussen het jaarlijks groeipercentage van de saldi van de boerenleenbanken en het jaarlijks groeipercen tage van de saldi van Rijkspostspaarbanken en algemene spaarbanken gezamenlijk. Hier bij is, evenals in de volgende tabellen, het gezinsinkomen in het oogstjaar 1-5-1951 tot 30-4-1952 gesteld tegenover het jaar 1951 en zo vervolgens. Tot welke conclusies geeft dit resultaat nu aanleiding? Bezien we het verloop van de gezinsinkomens clan blijkt het meest opmerkelijk te zijn een tamelijk diepe daling in 1954-'55. De toeneming van de besparingen daaren tegen beweegt zich gedurende de jaren 1952 tot en met 1955 op een vrijwel gelijkblijvend niveau tussen omstreeks 7 en 8%. Het cijfer voor 1951 is zeer laag ten gevolge van het Korea-effect in die tijd, de jaren 1956 en 1957 zijn betrekkelijk laag ten gevolge van resp. de algemeen verminderde spaarneiging in 1956 en de uitgifte van de woningbouwlening en de spaarbrieven in 1957. Het jaar 1958 tenslotte vertoont een ongekend grote "tijging. Het verloop van deze beide reeksen vertoont dus al heel weinig overeen komst. Evenmin veel overeenkomst vinden wij bij vergelijking van de inkomensreeks en de „af- wijkingen"-reeks. Deze laatste geeft na twee positieve jaren een scherpe daling te zien. De jaren 1954, 1955 en 1956 blijven dan laag, 1957 is alweer vri] hoog en 1958 nog hoger. Zou men hier dus de lage waarde voor 1954 willen verklaren uit de bedrijfsresultaten, voor de jaren 1955 en 1956 is dit niet mogelijk. Gezien dit alles kunnen wij dus geen verband vaststellen tussen het totaalverloop van de spaarsaldi van de boerenleenbanken en het gemiddelde verloop van de gezinsinkomens op akkerbouw-, weide- en gemengde bedrij ven. Het verloop van het gezinsinkomen en de saldi van afzonderlijke boerenleenbanken Het ontbreken van verband tussen de gegeven reeksen houdt echter niet in, dat tussen ge zinsinkomen en saldiverloop in het geheel geen verband zou bestaan. Een dergelijke ver gaande conclusie kan men op grond van deze tamelijk grove benadering niet trekken. Wij zullen de zaak daarom wat meer in detail bezien, door het verloop van de saldi van een beperkte groep banken te vergelijken met de resultaten van het in het gebied van die banken overwegend voorkomend bedrijfs- type. Een dergelijke benadering verschaft een grotere mate van inzicht en leent zich door grotere nauwkeurigheid beter tot het trekken van conclusies. Bovendien is het mogelijk, door het kiezen van banken met een hoog percentage agrari sche spaarders (landbouwers en hun gezins leden) de invloed van de niet-agrarische spaar ders zoveel mogelijk uit te schakelen. Alge mene spaartendenzen worden op deze wijze uiteraard niet uitgeschakeld. Voor een bewer king zoals die in het voorafgaande werd toe gepast berekening van het verschil tussen groei van de saldi van de boerenleenbanken en die der Rijkspostspaarbank en algemene spaarbanken ontbreekt het materiaal. Wij zullen ons bepalen bij de spaarontwikke- ling bij een aantal banken in de specifieke weidegebieden, in de gebieden van de ge mengde bedrijven en in de gebieden van de akkerbouwbedrijven. Allereerst enige opmerkingen over de keuze van deze banken. In elk van de bovengenoemde drie groepen landbouwgebieden is een aantal van ongeveer 20 banken gekozen. In principe werden die banken uitgezocht, die het hoogste percentage agrarische spaar ders hebben. Daarbij kwamen echter slechts in aanmerking de banken gelegen in streken, waarin ook de bedrijven gelegen zijn die het materiaal leveren voor de rentabiliteitsbere- keningen om aldus een zo goed mogelijke aansluiting te verkrijgen. Wij zullen nu zien wat een vergelijking van het spaarverloop bij deze banken en het ver loop van het gezinsinkomen zoals eerder ge geven, kan opleveren. Weidegebieden Het verloop van de spaarsaldi bij de gekozen 25 banken in de weidegebieden is op rede lijke wijze weer te geven door het verloop van het gemiddelde. Dit is in tabel III ge- 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 41