VRAAG: Een van onze cliënten heeft als kind aange nomen (niet wettelijk) de zoon van een ander; dit is ongeveer 20 jaar geleden gebeurd. De jongen wordt binnenkort meerderjarig. Onze cliënt wil nu een spaarrekening openen voor zijn aangenomen kind, en daarbij een be perking in het spaarboekje aan laten brengen dat er niet beschikt mag worden dan alleen met toestemming van hemzelf of zijn vrouw. Onze cliënt wil zeggenschap houden tot de jongen zou gaan trouwen of bijvoorbeeld tot zijn dertigste jaar. Het lijkt ons ook wel het beste dat onze cliënt die medezeggenschap houdt. Daar de jongen binnenkort meerder jarig wordt is nu onze vraag: heeft een derge lijke beperking werkelijk waarde ANTWOORD: Ook al is de desbetreffende persoon meerder jarig, dan kan toch in het spaarbankboekje, dat te zijnen name door een ander geopend wordt, de clausule worden gemaakt, dat over het gestorte niet dan met toestemming van die ander mag worden beschikt. Het is gewenst, deze beperking zo te formu leren, dat zij eindigt wanneer hetzij de reke ninghouder in het huwelijk treedt, hetzij de dertigjarige leeftijd heeft bereikt, daar men anders enigszins merkwaardige verhoudingen zou kunnen scheppen. VRAAG: Hierdoor verzoeken wij u ons te willen berich ten of bij hypotheekvestiging op nieuw te bouwen woningen, waarvoor wij ten behoeve van de gedeeltelijke financiering een voorschot verstrekken, de uit hoofde van de Premie- en Bijdrageregeling Woningbouw 1953, en over eenkomstig de overgangs- en slotbepaling van de Premiebeschikking Woningbouw 1958, de door de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid ter beschikking te stellen pre mie, krotopruimingstoeslag en jaarlijkse bij dragen door middel van cessie aan onze bank kunnen worden overgedragen. ANTWOORD Wij delen u mede dat cessie van premie, bij drage en krotopruimingstoeslag ingevolge de regeling, vastgesteld krachtens bovengenoemd besluit, inderdaad mogelijk is. Een dergelijke cessie komt zelfs vrij veel voor. Wij maken u er op attent, dat deze cessie niet als uitsluitende zekerheid moet worden aan vaard, daar zij voor dat doel niet voldoende is. De premie en de bijdrage kunnen namelijk in bepaalde gevallen worden ingetrokken (zie art. 4 van Premie- en Bijdragebesluit Woningbouw (K.B. 3-4-'53, laatstelijk gewijzigd bij K.B. 27-4-'56)). Zo zal de bijdrage b.v. niet meer worden uit gekeerd, indien de betrokken woning niet meer door de rechthebbende wordt bewoond, of door deze wordt vervreemd. Als aanvullende zekerheid, b.v. naast een hypotheek, kan de cessie echter zeker dienen. VRAAG: Indien een lid van de boerenleenbank, aan wie een hypothecair voorschot is verleend, over lijdt, moet dan zijn weduwe, die nu de aflos singen en rentebetaling verder verricht, lid worden van de bankP Moet zij als nieuw lid in het ledenregister worden ingeschreven, of kan worden volstaan met aantekening in het ledenregister bij de naam van het overleden lid? ANTWOORD: De weduwe behoeft niet lid van de bank te worden. Door overlijden van de schuldenaar is het voorschot terstond opeisbaar geworden. Dit wordt ook niet anders door de omstandig heid dat u de weduwe in staat stelt in ter mijnen, gelijk aan die van de schuldenaar zelf, te betalen. Een tegenovergestelde opvatting zon trouwens tot het ongerijmde resultaat voeren dat indien er meerdere erfgenamen zijn, deze allen lid zouden moeten worden, zulks ongeacht of zij allen in het werkgebied der bank woonachtig zijn of overigens aan de ver eisten voor het lidmaatschap voldoen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 21