LANDBOUW EN BANKWEZEN
Van het door de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven ter gelegenheid van
haar zestigjarig bestaan uitgegeven gedenkboek, getiteld „Landbouw en Bankwezen" geven
wij in dit en in het volgende nummer van de Raiffeisen-Bode een korte bespreking.
De opzet van dit, door onze zusterinstelling
uitgegeven gedenkboek, is geheel anders dan
die van het gedenkboek, dat onze Centrale
Bank dezer dagen heeft doen verschijnen. Ter
wijl wij, uitgaande van de door wijlen de heer
Th. J. Visser nagelaten beschrijving van de
jaren 1898 tot 1948, een indruk hebben willen
geven van het reilen en zeilen van de organi
satie gedurende de zestig jaren van het be
staan onzer Centrale Bank, biedt het gedenk
boek van Eindhoven een keur van opstellen
over uiteenlopende onderwerpen, welke voor
het landbouwkredietwezen actueel zijn.
Zowel voor de keuze van de onderwerpen als
voor de inhoud van de opstellen in het Eind-
hovense gedenkboek hebben wij grote waar
dering. Wij menen dat Eindhoven er op voor
treffelijke wijze in geslaagd is haar zestigste
mijlpaal te markeren. De opstellen zijn ge
schreven door diverse medewerkers van bin
nen en buiten de Eindhovense organisatie, ter
wijl het geheel onder redactie stond van prof.
dr. H. W.J. Bosman, wetenschappelijk adviseur
van de Eindhovense Centrale Bank.
Van de inhoud van elk der opstellen willen wij
hieronder een korte indruk geven.
Verleden, heden en toekomst
(door mr. Ph. C. M. van Campen, alge
meen directeur van de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank).
Uit de beknopte schets, die de heer Van Cam
pen geeft van het verleden en het heden, blijkt
onmiddellijk, dat de ontwikkeling van Eind
hoven in grote lijnen parallel loopt aan die van
de Utrechtse organisatie. Ongetwijfeld zijn er
verschilpunten aan te wijzen b.v. eerst in
1955 werd het aan de Eindhovense banken
mogelijk de krediet- en voorschotregeling ook
tot het plaatselijk bedrijfsleven buiten de land
bouw uit te strekken; deze mogelijkheid is voor
de Utrechtse banken reeds eerder aanwezig ge
weest maar over het algemeen beluistert de
Utrechter bekende klanken, vooral in de teke
ning van de hedendaagse situatie.
Ook in Eindhoven hecht men groot belang aan
een zich steeds aanpassen van de boerenleen
banken aan de eisen, die aan een up to date
bankbedrijf moeten worden gesteld. Daarom
is de werkingssfeer der banken uitgebreid,
worden moderne financieringsmogelijkheden
geopend, wordt het sparen krachtig bevorderd
en aan de service-verlening door de banken
aandacht geschonken. Er wordt op gewezen,
dat heel deze ontwikkeling zich afspeelt in een
tijdperk van verbreking van het isolement van
het platteland, van modernisering van de land
bouw en van toenemende industrialisatie ten
plattelande.
Voor de toekomst ziet de heer Van Campen
een verdere toeneming van het na de Tweede
Wereldoorlog toch reeds sterk gestegen be
talingsverkeer. Het kostenprobleem zal in ver
band daarmede van de banken alle aandacht
eisen.
Ten aanzien van de spaarbank vraagt de
schrijver zich af of voor de boerenleenbanken
niet een taak weggelegd is om mede te werken
aan een bescheiden bezitsvorming. Hij denkt
daarbij aan een spaarcertificaat, dat aanspraak
zou geven niet op de terugbetaling van een
nominaal bedrag, doch op de tegenwaarde van
een aandeel in een aandelendepot.
Geconstateerd wordt dat de krediet- en voor
schotverlening door de boerenleenbanken zich
steeds meer tot de niet-agrarisehe sector heeft
uitgebreid. De blanco-kredietverlening zal in
de toekomst de aandacht vragen. Behalve in de
gevallen van uitdrukkelijk toegestane over-
trekkingsfaciliteiten komt blanco-krediet bij de
Eindhovense banken thans praktisch niet voor.
Ook pleit de heer Van Campen voor een uit
breiding van de werkingssfeer van het Borg
stellingsfonds voor de Landbouw, met name
148