lijkheden, die de tuinders bij de financiering
ondervinden, wijst de heer Keyser er op, dat
de boerenleenbanken de laatste jaren nauwe
lijks een aanvrage om middelen ter financie
ring van de intensivering van tuinbouwbedrij
ven hebben afgewezen. Uit een enquête, die
de Commissie Landbouwkrediet heeft gehou
den over knelpunten in de agrarische finan
ciering, is ook niet gebleken van onoverko
melijke financieringsproblemen van de tuin
ders.
De boerenleenbanken hebben ook niet alleen
aandacht te schenken aan de financiële aan
gelegenheden van de agrarische bevolking
maar van de gehele bevolking in hun werk
gebied. Vooral is dit het geval bij banken
waar de verstedelijking snel om zich heen-
grijpt. Bij de kredietverlening van niet-agrari-
sche bedrijven is de beoordeling moeilijker en
bijzondere maatstaven dienen te worden aan
gelegd. De financiering kan het best geschie
den in de vorm van niet te grote voorschot
ten of kredieten, gedekt door hypotheek. Te
rughoudendheid is gepast als het gaat om
aanvragen van grotere kredieten voor zaken,
die moeilijk te beoordelen zijn en nog veel
moeilijker te volgen zijn, zoals bijv. aanne
mersbedrijven.
Niet zuiver agrarische belangen kunnen door
de banken bovendien worden gediend door
de financiering van zaken van openbaar nut
bijv. bouw van kerken, scholen, landbouw-
en landbouwhuishoudscholen, tehuizen voor
ouden van dagen, ziekenhuizen, enz.; door
het verstrekken van leningen aan de lagere
overheid voor speciale doeleinden en aan
waterschappen en polders. Op dit gebied ple
gen de boerenleenbanken niet terughoudend
te zijn, als zij de middelen hebben. Ook de
uitzettingen van de Centrale Bank zijn dienst
baar aan de woningbouw, elektriciteitsvoor
ziening, enz. Het niet zuivere boerenspaar-
geld vindt op deze wijze goeddeels een be
stemming, die voor het werkgebied van de
banken, dat in tal van gevallen geenszins uit
sluitend een plattelandskarakter heeft, van
groot belang is.
De heer Keyser wijst er op, hoe de boeren
leenbanken met een aanvankelijk zeer be
scheiden opzet zich ontwikkeld hebben tot
instellingen, die als beleggingsinstituut voor
hun werkgebied van groot belang zijn. In
versneld tempo heeft deze ontwikkeling zich
na de tweede wereldoorlog voortgezet. Zij is
gepaard gegaan met grote veranderingen. De
plaatselijke onderwijzer, die in zijn vrije uren
het werk voor de bank verrichtte, is vervan
gen door een directeur of kassier met een
volledige dagtaak, soms geassisteerd door een
vrij omvangrijk personeel. De rustige spaar
bank, die zo nu en dan een voorschot of een
hypotheekje verstrekte, is een historisch
beeld geworden, dat overigens in dankbare
herinnering blijft. Het zijn deze bankjes ge
weest, waarmee het landbouwkrediet in Ne
derland is opgebouwd, die de misstanden op
het gebied van de agrarische financiering
hebben opgeruimd en die aan de spaarders
op het platteland een veilige beleggingsmoge
lijkheid hebben gegeven.
Thans vraagt men van de boerenleenbanken
niet alleen, dat zij de strijd tegen de mis
standen blijven voeren, maar ook dat zij de
middelen weten te verschaffen, die nodig zijn
om in land- en tuinbouw de nodige produk-
tiviteitsverhoging tot stand te brengen, om
een ruime ontwikkeling van de coöperatieve
bedrijvigheid mogelijk te maken en verder dat
zij tal van algemene belangen zullen weten te
financieren. Of dit mogelijk is, hangt af van
omstandigheden, die men niet in de hand
heeft. De heer Keyser eindigde zijn rede met
de woorden: „Maar als wij willen, is er al
thans één machtige factor, die wij tot ons
voordeel kunnen doen zijn. Het is de saam
horigheid onzer leden, die in het verleden de
oprichting van de Raiffeisenbanken heeft
mogelijk gemaakt en die de ontwikkeling zo n
grote vlucht heeft gegeven.
Veertig jaar geleden overschreden onze ge
zamenlijke middelen de 100 miljoengrens.
Thans hebben onze gezamenlijke reserves
deze lijn overschreden! Als wij deze saam
horigheid weten te bewaren en sterk te hou
den, dan zullen onze banken een grote steun
voor hun kring blijven in de tijden, die voor
ons liggen en waarin ook het platteland steeds
meer in de branding van de economische en
sociale veranderingen, die zich in onze maat
schappij voltrekken, zal komen te staan. Die
saamhorigheid blijve ook in de toekomst het
kenmerk en de kracht van onze organisatie,
die als zelfstandige coöperatie een belangrijke
146