vallen voorshands geen overboeking uit dit
saldo naar de Centrale Bank geschiedt, omdat
men meent te mogen aannemen, dat er van
daag of morgen wel grote giro-opdrachten
zullen moet worden uitgevoerd, waarmede het
saldo kan worden weggewerkt. Wanneer deze
opdrachten achterwege blijven, zijn er wel
weer andere zaken die de aandacht vragen,
zodat bedoeld saldo, meestal nog verhoogd met
latere bijschrijvingen, de aangehouden kas
middelen soms aanzienlijk gaat overtreffen.
Met deze gang van zaken is onze organisatie
- zoals reeds meermalen is opgemerkt niet
gebaat. In feite worden dus middelen aange
trokken, welke renteloos worden uitgezet bij
de Postcheque- en Girodienst.
Teneinde dit te voorkomen zullen cliënten,
welke constant op de postrekening van de
boerenleenbank storten of uit hun postrekening
op die van de boerenleenbank laten overschrij
ven dan wel van een derde gelden ontvangen
via de postrekening, moeten worden verzocht
maatregelen te treffen, dat in het vervolg deze
stortingen geschieden op postrekening 11062
van de Centrale Bank, onder vermelding „t.b.v.
ten behoeve van) Coöp. Boerenleenbank te X."
Ten aanzien van rechtstreekse overschrijvingen
op postrekening 11062 door cliënten van
boerenleenbanken, krijgt de lokale bank als
valutadatum 1 dag na ponsdatum, wat dus in
houdt, dat de bank bij een overschrijving door
een cliënt per 11 mei als valutadatum ontvangt
13 mei.
In het andere geval met name wanneer de
overschrijving op de postrekening van de
lokale bank weer (terug) overgeschreven wordt
via de Postgirodienst naar postrekening 11062
- zal de valutadatum minstens 2 dagen later
liggen.
Handelsbanken handelen in principe als volgt:
bijschrijvingen op rekening van de bank bij de
Postgirodienst en bij andere girodiensten, wor
den gesteld op de derde werkdag (voor
provisieplichtige rekeningen op de tweede
werkdag) nadat de kennisgeving van bijschrij
ving is ontvangen, hetgeen inhoudt resp. 4 en
3 dagen na ponsdatum. Een uitzondering be
staat ten aanzien van bedragen afkomstig van
de eigen postrekening van de cliënt; hier geldt
als valutadatum 2 dagen na ponsdatum.
In het algemeen kan worden opgemerkt, dat
ook bijzondere aandacht moet worden besteed
aan andere renteloze debetsaldi, zoals b.v.
coupons van derden, mandaten (toeslag granen,
melk, suikerbieten enz.) en wat onze noor
delijke provincies betreft checpies afkomstig
van aardappelmeelfabrieken, strokartonfabrie
ken e.d. Snelle toezending van deze stukken
aan de Centrale Bank teneinde de hiervoor
betaalde gelden rentegevend te maken is daar
bij gewenst.
Met betrekking tot achterstallige rente van
voorschotten kan ingeval de rente op de ver
schijndag niet of niet ten volle is betaald, de
bank vanaf die dag tot de dag der betaling een
procent en volgens de nieuwe akten zelfs twee
procent, berekend over de hoofdsom op de
verschijndag, als boete vorderen.
Indien de rente van een voorschot pro resto
groot 10.000,— dus 3 maanden te laat wordt
aangezuiverd, kan de bank maximaal 50,—
boete berekenen. Ofschoon deze boetebepaling
in het algemeen meer als een stok achter de
deur beschouwd wordt, doch ook in bijzondere
gevallen wel eens' heilzaam kan werken, moet
berekening san de normale voorschotrente
over de te laat betaalde rente redelijk geacht
worden.
Uiteindelijk is het geheel de zaak van de voor-
schotnemer niet alleen de rente, doch ook de
aflossing op tijd te betalen. De meeste kassiers
weten dit te bereiken zonder dat zij het be
stuur behoeven in te schakelen.
Een kassier verbaast zich erover, dat men het
getal 70 slechts door het rentepercentage be
hoeft te delen om uit te rekenen in hoeveel jaar
een kapitaal uitgezet op samengestelde intrest
is verdubbeld. Bedraagt het rentepercentage 5,
dan zal dus na 14 jaar verdubbeling van het
kapitaal hebben plaatsgevonden. De uitkomst is
niet absoluut nauwkeurig, maar het verschil is
relatief gering. Een spaarrekening waarop dus
rente wordt bijgeschreven, zal bij een constante
rente ad 3 het dubbele saldo aanwijzen na
pl.m. 23 jaar en 4 maanden.
Men moet de schijnbaar eenvoudige formule
(i is de rentevoet) niet proberen te bewijzen
met behulp van normale rentabiliteitskennis,
want dan komt men er niet uit. Hiervoor is
namelijk hogere wiskunde vereist.
121