de zijde van het coöperatieve bedrijfs- en
kredietwezen de onafhankelijkheid van de
boeren wordt beschermd.
Deze commissie heeft reeds enkele malen ver
gaderd en inmiddels zijn door de beide Cen
trale Banken oriënterende besprekingen ge
houden met belanghebbenden teneinde tot een
aanvaardbare financiering van mestvarkens te
komen.
Hierbij zij opgemerkt, dat de Centrale Bank
reeds jarenlang in enkele streken deze finan
ciering heeft mogelijk gemaakt.
Reeds in 1949 bestond in de gemengde land
bouwstreken van Gelderland, Overijssel en
Drenthe een regeling, waarbij varkensmesters
in de gelegenheid werden gesteld krediet te
verkrijgen bij de boerenleenbanken voor het
houden van maximaal 20 varkens.
De varkens werden hierbij tot zekerheid in
eigendom aan de bank overgedragen, terwijl
coöperatieve veeafzetverenigingen en het On
derling Waarborgfonds Afdeling C van de
Centrale Bank elk voor 50 °/o deze kredieten
garandeerden.
Van deze kredietverlening is in het verleden
weinig gebruik gemaakt, behalve in Drenthe
waar zij vrij veel is toegepast. Voor deze pro
vincie is thans een kredietregeling ontworpen,
die niet meer gelimiteerd is op 20 varkens. Er
kan een doorlopend krediet worden verstrekt,
rekening houdend met de grootte van het
mestersbedrijf, waarbij een krediet wordt ver
leend van 125,— per varken, voldoende voor
de aankoop van een big en voeder gedurende
het produktieproces.
Met de Veeafzetvereniging te Rotterdam
(voor de provincies Zuid- en Noordholland)
zijn besprekingen gaande, waarbij gestreefd
zal worden naar kredietverlening door de
boerenleenbanken. In deze streken werden tot
nu toe de biggen door de Veeafzetvereni
gingen op krediet geleverd, terwijl deze biggen
door genoemde vereniging verzekerd werden
gehouden. Het voeder werd op krediet ge
leverd door particuliere veevoederleveranciers
of coöperatieve aan- en verkoopverenigingen.
Na verkoop van de gemeste varkens werd door
de veeafzetvereniging na verrekening van
de aankoopprijs van de biggen en de kosten
van verzekering afgerekend met de vee
voederleveranciers.
Deze laatsten droegen derhalve uiteindelijk
het risico van onvolledige afrekening, indien
de opbrengst van de varkens onvoldoende was
om de kosten van aankoop van de biggen,
verzekering en de voederkosten volledig te
dekken. De veevoederleverancier behield dan
een vordering op de varkensfokker.
Het lijkt gewenst om tot een financierings
regeling via de boerenleenbanken te komen,
waarbij de bestaande risicoverdeling gehand
haafd blijft.
Dit zou kunnen worden bereikt door middel
van een doorlopende kredietverstrekking aan
varkensmesters, waarbij slechts door de vee
afzetvereniging geleverde en verzekerde big
gen uit het krediet zouden worden betaald.
Eventueel kunnen in deze financiering worden
begrepen biggen van eigen fok, mits deze dooi
de veeafzetvereniging worden goedgekeurd en
verzekerd. Betaling aan de veevoederleveran
ciers zou contant kunnen geschieden uit het
krediet tot gelimiteerde bedragen per big en
onder voorwaarde, dat terugbetaling van het
bedrag, waarmede de financiering de op
brengst van de varkens zou overtreffen, aan de
bank moet plaats vinden.
Het voordeel van deze regeling is naar onze
mening hierin gelegen, dat niet voor elke toom
biggen een afzonderlijke overeenkomst met de
bank zou behoeven te worden gesloten, doch
dat een doorlopend krediet afgestemd op de
behoefte kan worden verstrekt. De be
voegdheid om over dit krediet te beschikken
kan dan gebonden worden aan een bedrag per
big, waarvan opgave door de veeafzetvereni
ging aan de bank zou kunnen geschieden.
Verwacht mag worden dat ook voor andere
provinciën regelingen in het leven worden ge
roepen, waarbij aankoopverenigingen, coöpe
ratieve veeafzetverenigingen en boerenleen
banken samenwerken om een bevredigende
oplossing tot stand te brengen.
79