MAANDELIJKSE
MOMENTOPNAMEN
Problemen van de Europese integratie. Zowel ten aanzien van kolen en staal als van de
landbouw een zoeken naar grondslagen voor een gemeenschappelijke politiek. Het weer terug
vallen op een zuiver nationale politiek brengt geen oplossing. Blijven streven naar een verdere
politieke en economische éénwording van Europa. Algemene welvaart en de afzet van tuin-
bouwprodukten. De Nederlandse conservenindustrie. Voor het Europese tuinbouwbeleid geen
straffe marktorganisatie, maar gemeenschappelijke regelen.
Bij de eerste tegenvaller
Op de Benelux-industriedag heeft prof. Brou
wers zeer realistisch gesproken over problemen
van de Europese integratie. Wij verkeren in
een toestand van ontnuchtering, van twijfel
over de richting waarheen. Een uitgesproken
crisistoestand wordt geacht te bestaan in de
competentie van de Kolen- en Staalgemeen
schap. De afzet stokt en de voorraden hopen
zich op. Men ziet hier een verschijnsel, dat tot
op zekere hoogte te vergelijken is met het
landbouwvraagstuk, aldus prof. Brouwers.
Ook daar produkten waarvan men de voort
brenging om bepaalde redenen door maat
regelen op het gebied van de prijsvorming, de
produktie, de invoer, alsmede door subsidies
intact wil houden. In beide gevallen omstan
digheden, waarin men naar grondslagen voor
een gemeenschappelijke politiek in het geïnte
greerde gebied zoekt, die een efficiënte pro
duktie, een aanvaardbare prijsvorming en
evenwichtige handelsbetrekkingen met de
buitenwereld mogelijk maken. Men moet niet
bij de eerste tegenvaller de om tal van redenen
zo vurig verlangde integratie op het gebied
van kolen en staal opgeven, omdat de K.S.G.
bij de uitzonderlijk scherpe conjunctuurbewe
ging, die de kolen vertonen, niet voldoende op
de eisen van een evenwichtige gemeenschaps-
politiek bleek te zijn ingesteld. De landen van
West-Europa komen niet veel verder, wanneer
zij weer op een zuiver nationale politiek terug
vallen, die voor sommigen tijdelijke voordelen
zou kunnen hebben, doch waarmee het vraag
stuk niet wezenlijk wordt opgelost en waar
mede de samenwerking in Europa een ernstige
slag zou worden toegebracht.
Het punt, dat de heer Brouwers hier aanroert,
is bijzonder belangrijk. Voor kolen en staal
hebben we een gemeenschappelijke markt ge
schapen. Er komt een soort kolencrisis en ziet,
daar komen de nationale regeringen weer uit
hun schuilhoeken te voorschijn, nemen weer
het heft in handen en de Hoge Autoriteit kan
toekijken. Bij de landbouw hebben we nog
niets van betekenis aan de nationale zeggen
schap onttrokken. Met het voorbeeld van de
kolen voor ogen, waar het heel wat eenvoudi
ger zou moeten liggen dan op het agrarisch
terrein, zal men wel zeer voorzichtig zijn met
het werkelijk effectief maken van de gemeen
schappelijke markt voor landbouwprodukten.
Eén gordijn meer dan genoeg
Een jaar geleden leek het (prof. Brouwers is
nog steeds aan het woord) een mogelijkheid
om door onderhandelen het grootse initiatief
van de Gemeenschappelijke Markt op prak
tische wijze uit te strekken tot de overige
landen van West-Europa, waardoor de politieke
en economische eenheid van Europa niet
slechts zou worden behouden, doch een aan
zienlijke stap verder zou worden gebracht. Het
is nu wel gebleken, dat er hiertoe weerstanden
moeten worden overwonnen, die niet in de
eerste plaats van economische aard zijn. De
politieke wilsovereenstemming is bij het over
leg over de vrijhandelszone te zwak gebleken
om tot resultaat te komen. Maar, wij moeten
ons niet laten afschrikken. Het zou bijzonder
gevaarlijk zijn zich te gaan terugtrekken op de
gewichtige, maar toch beperkte kern van de
zes landen van klein-Europa. Het feit, dat deze
landen het initiatief hebben genomen en een
integratiesysteem hebben opgezet, is nog geen
76