van de landbouwuitvoer in de tweede helft van het jaar toch veelal de gunstigste ontwik keling te zien geeft, terwijl tenslotte het bui tenland in maart minder actief is geweest met het kopen van Nederlandse effecten. Zolang de Ver. Staten een geldpolitiek v oer den, die lijnrecht tegenovergesteld was aan het Nederlandse en Westeuropese beleid, moest daaruit een neiging voortvloeien tot een deviezenbeweging naar West-Europa en naar Nederland. Nu de Ver. Staten echter weer een straffer monetair beleid volgen is het logisch, dat de deviezenstroom uit Ame rika vertraagt en mogelijk zelfs geheel tot staan komt. Het is in elk geval opmerkelijk, dat de afge lopen maand zo weinig zoden aan de de- viezendijk heeft gezet, zeer in tegenstelling tot de overeenkomstige maand van 1958, toen de netto-deviezenaanwas van de Nederland- sche Bank meer dan 140 miljoen uitmaakte. RENTEVERLOOP ONZEKERDER Wij hebben reeds herhaaldelijk de samen hang tussen deviezenbeweging en rentestand in het licht gesteld. Men zal dan ook gemak kelijk begrijpen, dat ten gevolge van de zo juist geschetste ontwikkeling grotere onze kerheid is ontstaan ten aanzien van het ver dere verloop van de rentestand hier te lande. Vergelijkt men zie onze maandelijkse koers- tabel de koersen van de staatsfondsen per einde maart met die van einde februari, dan blijkt het merendeel de stijging toch nog, hier en daar zelfs vrij sterk, te hebben voortgezet. Dat geldt ook voor de 2Vz Ned. Werkelijke Schuld, die een eeuwigdurend karakter draagt, evenals voor de kort lopende 3 be lening per 1962/64, doch niet voor de Inves teringscertificaten, waarvan de gemiddelde looptijd nog slechts ca. 5 jaar bedraagt. Wel dient men ten aanzien van de voortgezette koersstijging in aanmerking te nemen, dat er in de loop van de maand nog hogere koersen waren bereikt en er dus een zekere reactie heeft plaats gehad. Maar indien men daartegenover de aanzien- lijke emissie-activiteit van dit jaar stelt, moet de slotsom toch zijn, dat van een tendentie tot stijging van de rente, laat staan van een ommekeer, nog niet kan worden gesproken. Dat zou ook moeilijk kunnen, daar geld- en kapitaalmarkt nog zeer ruim zijn. In de par ticuliere sector treedt dat b.v. aan de dag in de balansen der ondernemingen, die hun jaarverslagen over 1958 hebben gepubliceerd. Veelal is er minder in voorraden belegd, is ook de investeringsactiviteit gematigd en ziet men daarmede gepaard gaan een min of meer belangrijke toeneming van de liquiditeit, die op haar beurt een tijdelijke uitweg heeft gevonden door belegging in overheidspapier. Op 1 april moest verder de storting geschie den op de jongste Wz %-lening van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten, die a 99 J4 werd uitgegeven en aan het einde van de maand 99'r,/16 noteerde. Zo n ƒ300 miljoen zijn zelfs voor een liquide geld- en kapitaal markt geen peulschil en een dergelijke ader lating doet zich altijd gevoelen, zeker wan neer daartegenover niet uit anderen hoofde (deviezenaanwas!) een verruiming van de li quiditeit staat. MISLUKTE PREMIELENING Dat de uitgifte van de 2Vz %-premielening van Amsterdam ten bedrage van 20 miljoen a pari is mislukt, d.w.z. de inschrijvingen aan zienlijk beneden het leningbedrag zijn ge bleven, mag men niet als een aanwijzing zien voor een verkrapping van de kapitaalmarkt. Voor zulk een lotenlening bestaat altijd slechts een beperkte belangstelling van die groep van spaarders, wien het meer om de loterij dan om het beleggen als zodanig is te doen. En aangezien deze uitgifte vrijwel on middellijk op de goed geslaagde overeenkom stige lotenlening van Rotterdam is gevolgd, wijst het teleurstellende emissieresultaat er slechts op, dat de markt met deze loten over verzadigd is. Voorlopig kunnen de emissie huizen met een nieuwe premielening dus beter thuisblijven. FINANCIERING DER GEMEENTEN Nu wij ons toch op het terrein van de ge meentefinanciering bewegen mag niet onver meld blijven, dat van de zijde der centrale overheid de voorwaarden voor de gemeente lijke emissie-activiteit nog wat zijn verzwaard, met name wat betreft de zogenaamde be- reidstellingsprovisie. Het betreft hier een ver goeding, die de gemeenten bij het afsluiten van leningen mogen toestaan, indien de stor ting op de lening eerst een bepaalde tijd latei- moet geschieden. Men spreekt dan van be ft 1

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 21