VRAAG en ANTWOORD Op 23 december jl. hebben wij een circulaire aan onze banken gezonden, betrekking heli- bende op uitbetalingen aan de boedelnotaris na het overlijden van een rekeninghouder (rubriek I, administratie nr. 32). Wij hebben in die circulaire uiteengezet, dat na het overlijden van een rekeninghouder be talingen aan of in opdracht van de boedel notaris uit het tegoed van de overledene alleen kunnen plaats vinden, als de notaris daartoe gemachtigd is bij een schriftelijke volmacht of geloofsbrief, ondertekend door alle erfge namen. Als erfgenamen mogen in de regel alleen worden aangemerkt personen die als zodanig worden aangewezen in een notariële verklaring van erfrecht. Een der banken schreef ons onlangs: „Wij kwamen in het bezit van Uw circulaire rubriek I: Administratie nr. 32 betreffend uit betaling aan boedelnotaris. In rubriek Vraag en Antwoord van de Raiffeisen-Bode 36ste jaargang van 5 november 1953 luidt de laatste alinea van het antwoord op de vraag: „Moet bij uitbetaling van spaartegoed ten name van een overledene onder alle omstandigheden de overlegging van een verklaring van erfrecht worden verlangd?" „Is er een boedelnotaris, dan mag men van deze zonder meer aannemen, dat hij de ge machtigde van alle erfgenamen is." Dit lijkt ons toch niet in overeenstemming met het gestelde in opgemelde circulaire. Mogen wij Uw mening daaromtrent horen?" Wij hebben deze bank bericht, dat zij terecht opmerkt, dat het in onze circulaire gestelde niet in overeenstemming is met vraag en ant woord in de Raiffeisen-Bode. Tot nu toe werd namelijk de boedelnotaris algemeen als ge machtigd beschouwd tot het in ontvangst nemen der gelden van de overledene. Hierin is wijziging gekomen door het standpunt, dat in gezamenlijk overleg door de Broederschap van Notarissen en de Nederlandse Bankiers vereniging thans wordt ingenomen, en waar van wij in de genoemde circulaire onze banken op de hoogte gesteld hebben. Dit standpunt heeft het voordeel, dat het de kassier steunt bij het vragen van bewijsstukken, maar ook een groot nadeel: wanneer de kassier in voor komende gevallen eens, zonder overlegging van bewijsstukken te verlangen, aan de boedel notaris uitbetaalt, kan de bank zich niet meer te harer bevrijding beroepen op de algemene gewoonte, uitbetalingen aan boedelnotarissen te doen. Waar echter in dezen door de Broe derschap van Notarissen en de 'Nederlandse Bankiers vereniging een van de tot nu toe ge volgde gewoonte afwijkend standpunt is inge nomen, meenden wij dat onze banken goed doen, zich daarbij aan te sluiten. Kan iemand, die in de dertiger jaren failliet is geweest, als borg worden geaccepteerd? Het antwoord op gestelde vraag, of borgstel ling door iemand die in de dertiger jaren fail liet is gegaan, als zekerheid kan worden geaccepteerd, is moeilijk in het algemeen te geven. Allereerst moet vaststaan, dat de per soon, die zich borg wil stellen, een alleszins overtuigende indruk maakt op het tijdstip van borgstelling voldoende gegoed te zijn. Deze eis geldt voor iedere borg. Daarnaast komt de vraag aan de orde, hoe het faillissement indertijd geëindigd is. Zijn alle schuldenaren bij het eindigen van het faillis sement volledig voldaan, dan bestaat er uiter aard geen enkel gevaar. Indien echter het faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten of anders dan door de totstandkoming van een akkoord is beëindigd, is er steeds de moge lijkheid dat de schuldeisers de schuldenaar VRAAG: ANTWOORD: 88

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 18