HET AFNEMERSKREDIET
BIJ DE SUIKERBIETENTEELT
Wat afnemerskrediet is en schoolvoorbeelden ervan. Afnemerskrediet in de suikerindustrie
reeds in 1860. Accent toen vooral op het winnen van de boeren voor de suikerbietenteelt.
Hoe het bij de financiering van deze teelt toeging. Ontstaan van misbruiken. Afhankelijk
heid van de boer doorbroken door de oprichting van coöperatieve suikerfabrieken. Taak van
de boerenleenbanken. Afneming van de behoefte aan afnemerskrediet hierdoor. De voorlopige
afrekening der fabrieken („voorschotten") heeft niets met afnemerskrediet te maken.
Ofschoon de theorieën betreffende het af
nemerskrediet onze lezers over het algemeen
weinig belang zullen inboezemen, maakt het
artikel, dat van de hand van drs. J. A. Kuperus
in De Economistwerd opgenomen hierop
een uitzondering, omdat aan dit onderwerp de
suikerbietenteelt werd vastgekoppeld.
Afnemerskrediet wordt door Kuperus in de
aanvang van zijn artikel omschreven als een
overeenkomst, waarbij de verkoper van later
te leveren goederen van de afnemer van zijn
produkten gehele of gedeeltelijke betaling van
de verkoopprijs ontvangt.
Van de schoolvoorbeelden van afnemers
krediet t.w.:
1. vooruitbetaling van verzekeringspremies,
van abonnementsgelden van dagbladen
e.d., van plaatsen in vervoermiddelen en
vermakelijkheidsinrichtingen;
2. betaling in termijnen bij werken van grote
omvang en een gespecialiseerd karakter;
3. verstrekking van voorschotten op in ver-
koop gekochte of op contract geteelde agra
rische produkten,
worden de eerste twee door de schrijver ge
schrapt, omdat ten aanzien van het eerste
voorbeeld nauwelijks sprake is van financie
ringsproblemen, terwijl bij het tweede voor
beeld de omvang van de betaling nauw ver
band houdt met de vorderingen van de bouw
der betrokken kapitaalgoederen en bovendien
contractueel wordt vastgelegd, dat bij betaling
r) De theorieën betreffende het afnemerskrediet door
J. A. Kuperus, ec. drs (De Economist van december
1958).
van een termijn en soms zelfs reeds door het
aanvoeren van materialen op het bouwterrein
de eigendom van het tot dan toe gebouwde of
aangevoerde overgaat aan de afnemer. In der
gelijke gevallen zo merkt schrijver terecht
op is van afnemerskrediet eigenlijk niet te
spreken, doch van betaling achteraf in ge
deelten.
Bij de kredieten in de agrarische sector, aldus
de schrijver, is sprake van belangrijke verschil
len in tijd tussen betaling en levering.
Het afnemerskrediet deed zich reeds voor om
streeks 1860 toen de suikerfabriek van de boer
land pachtte en aan hem zaaizaad en kunst
mest verstrekte.
De boer zorgde voor de teelt van de bieten.
Het accent viel toen vooral op de pogingen,
welke de fabriek in het werk stelde om de boer
voor de suikerbietenteelt te winnen, met name
door het aanbieden van gunstige contracten en
het verstrekken van voorschotten. Door het
verstrekken van voorschotten werd aan de boer
de mogelijkheid gegeven de nodige uitgaven,
die hoger lagen dan bij de verbouw van
granen, te doen.
Reden voor deze bijzondere verhoudingen was
in hoofdzaak, aldus Kuperus, de weinige be
reidheid van de boer om het nieuwe en onbe
kende, bovendien veel arbeid eisende, gewas
te telen zolang verbouw van meekrap en gra
nen nog lonend was. De boer wilde alleen
bieten verbouwen als hij het gewas voor een
prijs ineens, dus een tevoren vastgesteld be
drag per ha, kon verkopen.
De vorm, die hiervoor gevonden werd, was,
dat de fabrikant het land huurde van de boer,
86