oordeel moeten worden over de boeren die soms meer produceren dan de markt kan op nemen? Groenten en fruit in 1958 In het jaar 1958 bedroeg de totaal omzet aan groenten en fruit van de veilingen in ons land 542 miljoen, dat is 25 miljoen lager dan de omzet van 1957. De daling is het gevolg van de achteruitgang met precies 25 miljoen van de fruitomzet. En deze was weer het gevolg van de misoogst van hard fruit in 1957. Een analyse, die het weekblad „Groenten en Fruit" van de veilingcijfers over 1958 maakt, toont verder aan, dat van de teelten onder koud glas en van de vollegrondsteelten de financiële uitkomsten teleurstellend waren. Voor de verwarmde bedrijven waren de uit komsten niet ongunstig, hoewel minder goed dan in 1957. Tot slot wordt opgemerkt: de bereikte omzet cijfers van de aangesloten veilingen over 1958 hebben ons duidelijk voor ogen gesteld hoe wisselvallig het verloop van de afzet van tuin- bouwprodukten kan zijn en met welke ups en downs de Nederlandse tuinbouw opnieuw te maken krijgt. Het deel van de boer Het Landbouw-Economisch Instituut heeft voor vijf produkten, te weten aardappelen, brood, eieren, melk en suiker, nagegaan hoe groot het deel is dat de agrarische producent van de consumentenprijs dezer voedingsmid delen in handen krijgt. Van het resultaat van dit onderzoek heeft drs. G. Greidanus een kort verslag gegeven in het weekblad „Economisch- Statistische Berichten" van 11 febr. 1959. In 1956/57 bedroeg dit aantal voor aardappelen 45 voor witbrood 38 °/o, voor bruinbrood 39 voor eieren 77 °/o, voor melk en zuivel- produkten 64 en voor suiker 40 °/o. De schrijver, die ook cijfers geeft over de drie voorafgaande jaren, merkt op, dat er in ons land in de genoemde jaren geen grote ver anderingen zijn gekomen in het deel, dat de agrarische producenten in de distribuerende handel van de kleinhandelsprijs van voedings middelen in handen krijgen. Men is voor nemens het onderzoek van jaar op jaar te her halen. Men hoopt een duidelijk beeld te krijgen van de ontwikkeling van het produ- centendeel in de loop van de tijd. In de Verenigde Staten wordt het onderzoek reeds veel langer verricht. Daar te lande is het producentendeel lager dan in Nederland. Dat komt niet omdat hier de distributie beter is geregeld. In Amerika moeten de produkten over grotere afstanden worden getransporteerd en men kan verder aannemen (volgens drs. Greidanus) dat in de V.S. de verschillende elementen van de distributiekosten hoger in prijs zijn en ook dat daar de distributiemarge een groter aantal diensten omvat, zodat ook uit dien hoofde de distributiekosten hoger zijn dan in ons land. In- en uitvoer in 1958 Het dezer dagen verschenen kwartaalverslag van het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland geeft een vergelijking van de waardecijfers van onze in- en uitvoer voor de jaren 1957 en 1958. Er wordt voor 1958 ten opzichte van 1957 een vermindering van de waarde van de invoer geconstateerd van 1823 miljoen of bijna 12 waartegenover een waardevermeerde ring van de export staat van 454 miljoen of 3,8 De handelsbalans over 1958 vertoont een dekkingstekort van 1549 miljoen, die over 1957 een tekort van 3826 miljoen. Het ver loop van de z.g. dekkingspercentages (uitvoer in procenten van de invoer) over de jaren 1955 t/m 1958 is 84 77 75 en 89 Nu moet men om de goederenstroom te regis treren ook de volumecijfers nog in de be schouwing betrekken. Naar volume gemeten is de invoer in 1958 slechts 5 °/o geringer geweest dan in 1957, de uitvoer daarentegen 9% groter. Conclusie van het Centraal Orgaan: Deze in zekere zin verheugende gang van zaken, ge combineerd met enige verbetering in de ruil voet heeft de handelsbalans in 1958 een uitzonderlijk beeld gegeven, hetgeen des te welkomer is nu wel moet worden aangenomen, dat het overschot dat Nederland op het stuk van het dienstenverkeer pleegt te hebben, een teruggang ten opzichte van 1957 te zien zal geven, voornamelijk als gevolg van de lage vrachtenmarkt. Met enige spanning ziet men de gegevens over de betalingsbalans tegemoet. Er is reden om aan te nemen dat een eerder uitgesproken verwachting, dat het jaar 1958 een overschot op de lopende rekening der be talingsbalans zou opleveren van ongeveer anderhalf miljard gulden, niet zal worden beschaamd. O O 57

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 7