tussen de anderen staan, dat wil zeggen onze
intrede hebben gedaan in een mensenwereld
met andere gewoonten en andere spelregels
dan wij van huis uit gewend zijn.
Wie werk zoekt, verbaast zich soms over de
koele zakelijke toon waarop men afgescheept
of in dienst genomen wordt. Al gauw bemerkt
men hoe beschut het leven in Nederland
eigenlijk was. Bescherming door de overheid,
controle door alle mogelijke organen, het
waakzaam oog van buren, collega's, vrienden
en kennissen, alles droeg ertoe bij ons in het
gareel te houden. In Canada, Zuid-Afrika of
Australië voelt de nieuweling zich terugge
worpen op de „arbeidsmarkt". Hij begint te
beseffen, dat men niet mag aarzelen alles aan
te vatten. Alles, zelfs soorten werk, waarvoor
men in het land van herkomst zich een beetje
zou hebben gegeneerd.
Al werkende echter komt men tot het inzicht
hoe in bijna alle overzeese landen iedere vorm
van arbeid op zichzelf respectabel is. De
overall is er niet minder in tel dan het witte
boord. Uit de verte leert men het geboorte
land plotseling in ander licht zien. Wie werkt,
plaatst zich op één lijn met andere werkers.
Het verschil tussen „wij en de anderen" wordt
gedeeltelijk uitgewist door de zekerheid, dat
het werk gelijke kansen schept voor ieder.
De ervaringen van de man zijn doorgaans
anders dan die van de vrouw. Zijn aanpas
singspogingen zijn van andere aard. Hij leert
meestal sneller de taal en is meer doelgericht
in zijn energie. De vrouw meent menigmaal
en niet ten onrechte dat zij het moeilijkste
deel heeft. Dikwijls onvoldoende behuisd, in
een onbekende omgeving, zonder de ver
trouwde dingen om zich heen, die zij vanouds
gewend was, zonder het contact met buren of
kennissen, dat ze vroeger kende, onwennig in
het boodschappen doen, voelt zij zich onzeker.
Heeft ze een gezin, dan is er iets dat haar
voortdurende verbazing wekt: de snelle aan
passing van de kinderen, die wat dit betreft
hun ouders tot voorbeeld zijn. In het immi
grantengezin zijn de kinderen vooral in het
taalgebruik de leermeester van hun ouders.
Toch heeft ook de vrouwelijke immigrant ver
schillende mogelijkheden om haar vindingrijk
heid te bewijzen. Evenals de man kan zij
trachten de „arbeidsmarkt" te overzien. Ook
zij zal de ervaring opdoen, dat in het land van
vestiging iedere arbeidsinspanning gerespec
teerd en goed beloond wordt.
Het hogere inkomen schept mogelijkheden
voor nieuwe consumptieve uitgaven. Voor de
immigrant geldt dat de arbeid het loon ver
schaft, dat de hogere levensstandaard van het
nieuwe land in het bereik brengt van de bin-
nengekomenen. Zijn de eerste misverstanden,
kleine conflicten, botsingen of teleurstellingen
achter de rug, dan groeit het gevoel van tevre
denheid over het door eigen kracht bereikte
resultaat. Tegen die tijd heeft men trouwens
meestal reeds begrip gekregen voor de spel
regels en groepsgewoonten van „anderen".
Dan opent zich een perspectief van verdere
welvaart, van stijging op de maatschappelijke
ladder. En wanneer men zich daarbij afvraagt
of men niet teveel toegeeft aan materialistische
drijfveren, mag toch worden gezegd dat er
achter de geslaagde aanpassing nog wel wat
meer ligt dan geldelijke voordelen: een gevoel
van vrijheid bovenal en een groeiende waar
dering voor de ruimte, die de jonge landen
overzee in zo overvloedige mate bieden.
Ruimte in het landschap; ruimte in de wereld
van de mensen. „Wij" tussen de „anderen"
zonder voortdurend te worden gehinderd door
het gedrang, dat ons in Nederland letterlijk
en figuurlijk zo zwaar kan drukken. Bij dit
alles komt in het levensplan wat velen zo lang
hebben gemist: vooruitzichten. Slechts hierin
kan de zin van de emigratie worden gezien.
71