leggers, zowel door spaarbanken, particuliere
bedrijfspensioenfondsen en levensverzekering
maatschappijen als door de rijksfondsen. Een
verdere conclusie, die daaruit kan worden ge
trokken is, dat uit de animo voor dit object
de verwachting spreekt, dat men het waar
schijnlijk acht, dat volgende emissies tegen
nog minder gunstige voorwaarden zullen plaats
vinden. Anders gezegd, dat met een geleide
lijke voortzetting van het proces van de
rentedaling ook voor langlopende leningen
rekening wordt gehouden.
Zoals elke prijs is ook de rente een functie -
d.w.z. het resultaat van vraag en aanbod. De
neiging tot rentedaling zal des te minder in het
leningrendement resp. het koerspeil van reeds
genoteerde fondsen aan de dag treden naar
gelang de emissiebedrijvigheid grotere om
vang aanneemt. Echter is voor het welslagen
van die grote emissie-activiteit voorwaarde een
tendentie tot rentedaling, waarbij dus die
rentedaling zelve wordt afgeremd door de
toevoering van nieuw materiaal aan de
leningmarkt.
Dat laatste is in de eerste twee maanden van
het nieuwe jaar wel op zeer grote schaal het
geval geweest. In januari hadden wij immers
de grote 4V2 lening van het rijk, die 400
miljoen beliep en tegen 99 °/o werd uitgegeven.
Op het doorslaande succes van deze uitgifte is
gevolgd de geslaagde 2V2 °/o premielening van
Zuid-Rolland, gebaseerd op een rendement
van ca 4Vr °/o, terwijl de besproken lening van
de Bank voor Nederlandsche Gemeenten op
300 miljoen kapitaalmarktmiddelen beslag
heeft gelegd. Het totaal van deze drie emissies
overtreft zelfs reeds de som van de leningen
die in 1958 door de Bank voor Nederlandsche
Gemeenten in diverse vormen zijn uitgegeven.
Werpt men een blik op onze maandelijkse
koerstabel dan kan men met een oogopslag
zien, dat die grote emissie-activiteit toch niet
heeft kunnen verhinderen, dat het merendeel
van de staatsleningen op een hoger niveau is
gekomen. Er is ongetwijfeld flinke koersdruk
door ruiltransacties op de beleggingsmarkt
uitgeoefend, doch per saldo zijn de krachten,
die een opwaartse druk op het koerspeil uit
oefenen, toch het sterkste gebleken. Er komen
slechts enkele koersverliezen voor, o.a. bij de
dollarlening 1947 ter grootte van °/o. Deze
laatste daling is kenmerkend voor de druk,
waaraan de dollar blootgesteld is geweest.
Vergelijken wij de rendementen die uit de
leningkoersen kunnen worden afgeleid, dan
kan voor de maand februari een verdere daling
worden vastgesteld. Voor de 4V2 °/o staats
lening van 1959 was het rendement aan het
einde van de maand 4,49 tegen 4,56
einde januari jl. Het rendement van 3 °/o Ne
derlandsche Werkelijke Schuld daalde tege
lijkertijd van 4,30 tot 4,12
Zien wij naar de leningen met korte restant
looptijden dan blijkt het rendement van de
3 °/o Nederland 1962/64 einde februari te zijn
gedaald tot 3,73 °/o en dat van de 3 °/o In
vesteringscertificaten tot 3,58 (gemiddelde
looptijd 5 jaar) tegen resp. 3,75 en 3,74
een maand te voren. Zoals men weet vormen
de kortlopende staatsleningen een overgangs
gebied tussen de geldmarkt en de kapitaal
markt, waarbij de geldmarkt zowel de kasgeld
leningen, die hoogstens een jaar lopen, als de
vlottende schuld van het Rijk in de vorm van
schatkistpapier omvat. De vorige maal stelden
wij vast, dat de rente voor tweejarig schatkist
papier in de loop van januari was terugge
bracht van 31/fj op 2% °/o en die voor driejarige
schatkistbiljetten van op 3V8 terwijl het
tarief voor 5-iarige biljetten van 33At tot 31/2
was verlaagd. Tegelijkertijd releveerden wij
een daling van de notering voor daggeld van
2 medio ianuari tot IV2 aan het einde
van die maand. Voor de maand februari valt
een verdere lichte daling te constateren, nl. tot
2V2 als rentevoet voor 2-jarige schatkist
biljetten en 3 °/o voor 3-jarig papier, terwijl de
rentevoet voor 5-jarig schatkistpapier daaren
tegen op 3V2 ®/o werd gehandhaafd. Verder
heeft de Nederlandsche Bank op een inschrij
ving, gehouden voor ééniaarspromessen, slechts
een gedeelte (ca 44 miljoen) toegewezen en
zulks op basis van een disconto van 2 °/o.
Het Rijk tracht thans een z.g. semi-consolidatie
van schatkistpapier te bevorderen door de
rentevergoeding voor het papier met de langste
looptijd minder snel te laten dalen dan die van
kortere looptijden. Aldus komt inderdaad een
zekere verschuiving in het schuldpapier tot
DALEND RENDEMENT VOOR LANG EN
KORT GELD
OVERGANGSGEBIED
SEMT-CONSOLIDATIE