Mr. F. M. J. A. LUBLINK WEDDIK
verlaat de dienst der Centrale Bank
tussen de leden onderling een goede verstand
houding bestaat. Om deze te bereiken zal de
eerstgenoemde groep banken begrip moeten
tonen voor de moeilijkheden, waarin de andere
groep banken kan geraken door afwijkende
(concurrerende) rentetarieven vast te stellen.
Een zeer goede rentabiliteit wordt, zoals reeds
opgemerkt, dikwijls verkregen door ruime uit
zettingsmogelijkheden binnen de gestelde li-
quiditeitsgrenzen en niet zelden gaan de uit
zettingen boven deze grenzen uit.
Het bestuur van de Centrale Bank zal in het
algemeen slechts dispensatie geven tot over
schrijding dezer grenzen, voor zover de liqui
diteit van de gehele organisatie dit toelaat.
De over-liquiditeit wordt voor een niet onbe
langrijk deel verkregen door de onbelegde
middelen van de hiervoor genoemde banken
uit de tweede groep.
De goed renderende bank zal dus niet zelden
haar expansiemogelijkheid kunnen benutten,
dank zij de liquiditeit van een aantal in dit
opzicht minder fortuinlijke zusterbanken. Deze
overweging is naar onze mening een afdoend
pleit voor saamhorigheidsgevoel en gevoel
voor rechtvaardigheid, dat moet leiden tot het
besluit om ten aanzien van het aantrekken
van middelen geen gebruik te maken van een
krachtige positie, die men mede dank zij de
organisatie heeft kunnen verwerven.
Indien men al de leden wil laten profiteren
van de mogelijkheden, die hun bank kan bie
den, zoeke men het liever in een matige ver
laging van de debetrente. De spaarders zijn
grotendeels niet-leden en hoewel er dank
zij de activiteit en service van onze kassiers
wel een zekere binding bestaat, dient toch
te worden bedacht, dat de billijke krediet
verlening aan de leden niet mag worden ge
schaad door de aantrekking van middelen
tegen een rente, die zonder noodzaak boven
de normale gesteld wordt.
Een tweede factor, die een uniforme spaar
geldrente in de weg staat, is de hier en daar
optredende concurrentie van de algemene
spaarbanken.
In het algemeen zouden wij plaatselijk over
leg met deze instellingen willen aanbevelen.
Hoewel dit niet steeds resultaten zal opleve
ren, is toch wel gebleken, dat de één vaak
op de ander wacht. Laat men eens de eerste
stap wagen; men is daar nooit minder om.
De oudste der juristen, verbonden aan de
juridische afdeling van de Centrale Bank,
mr. F. M. J. A. Lublink Weddik, heeft per
31 december 1958 de dienst der Centrale Bank
verlaten wegens het bereiken van de pen
sioengerechtigde leeftijd.
Na zijn studie in de rechtswetenschappen te
Leiden te hebben voltooid, was de heer
Lublink Weddik eerst enige jaren werkzaam in
de advocatuur te Rotterdam, waarna hij op
1 september 1923 als jurist in dienst van de
Centrale Bank trad.
Van zijn gedegen kennis van het 'Nederlandse
recht hebben vele boerenleenbanken en ook
de Centrale Bank ruimschoots kunnen profi
teren. Hij deed zijn werk allesbehalve vluchtig,
dooh placht zich grondig in te werken in de
zaken, welke hij onder handen had. Het kwam
niet vaak voor, dat een facet ener zaak niet
door hem onder ogen was gezien en zijn ad
viezen droegen hiervan dan ook de sporen.
Vóór alles is de heer Lublink Weddik steeds
advocaat gebleven. In verscheidene en dikwijls
moeilijke procedures heeft hij de Centrale
Bank en de boerenleenbanken terzijde gestaan.
Buiten zijn werkkring heeft hij steeds vele be
langstellingen gehad. Met name de fotografie
had hem in haar ban gevangen.
Bij zijn afscheid werd hem door directie en
personeel een projector voor kleurendia's aan
geboden.
Wij wensen de heer Lublink Weddik van harte
toe, dat het hem gegeven moge zijn nog lange
jaren van zijn vele liefhebberijen te genieten.
5