H. J. HENDRIKSEN H et raamwerk van functies, dat de veertig jarige werkzaamheid van de heer Hendriksen omvat, kan als volgt worden aangeduid. Op 2 januari 1919 trad hij in dienst van de Centrale Bank. Tevoren was hij werkzaam bij de belastingdienst. In 1924 overleed de heer Van den Hurk, de heer Visser werd hoofd inspecteur en de heer Hendriksen plaatsver- vangend-hoofdinspecteur. In 1948 werd hij benoemd tot hoofdinspecteur, in 1955 tot adjunct-directeur en op 1 januari 1958 tot directeur. Dit zijn belangrijke punten in het arbeidsveld van de heer Hendriksen, maar zij geven toch maar nauwelijks een indruk van het terrein zijner veertigjarige werkzaamheid. Het zijn de hoogtepunten; het leven laat echter niet toe dat men op een verhevenheid rustig van een schoon uitzicht geniet. Men moet weer af dalen naar de akker van de dagelijkse arbeid. En daarop is de heer Hendriksen altijd te vin den geweest. De akker, die de afdeling in spectie van de Centrale Bank bewerken moet, kan, wat zijn vruchtbaarheid betreft, dooreen- genomen goed genoemd worden. Maar de grond is zeer wisselend van samenstelling, en men moet erop rekenen, dat ieder stukje zijn eigenaardigheden heeft. Om hierop met suc ces te werken moet men een bekwaam ploeger zijn, met allerlei ploegijzers kunnen werken en paarden van verschillend temperament rustig in het span doen lopen. De heer Hendriksen is tegen zijn taak opge wassen geweest. Niets ligt hem beter dan de dienende arbeid, die de Raiffeisenorganisatie vraagt. Hij kent als geen ander de boerenleen banken, hun taak en de mensen, die in de onderscheidene functies het beheer der banken voeren; hij kent de problemen van de lokale banken en die van het grote geheel en weet de verschillende krachten en belangen in even wicht te houden en tot harmonie te brengen. Een veertigjarige inspanning heeft de heer Hendriksen met liefde opgebracht, dankbaar, dat het hem mogelijk is geweest een verant woordelijke taak te vervullen. Dat zijn werk hem niet zwaar is gevallen, is een zegen, die hij zich wel bewust is. Deze omstandigheid heeft het voor velen in den lande mogelijk ge maakt meer van de heer Hendriksen te vragen en te krijgen dan redelijk geacht kan worden. Thans is, met dit jubileum, het ogenblik ge komen duidelijk te verklaren, dat de heer Hendriksen zich verzekerd kan achten van een waardering, een vertrouwen en een dankbaar heid, die ten minste evenredig zijn aan de arbeid, die hij in dienst van de boerenleen bankorganisatie heeft verricht. 2 JANUARI 1919 2 JANUARI 1959 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 5