lijks tot een bedrag van nagenoeg 250.000,—
nominaal door het Rijk moet worden inge
kocht, waardoor de koers regelmatig wordt
gesteund en niet parallel met de algemene
koersbeweging verloopt. Dat heeft er toe ge
leid, dat het rendement tijdens de periode van
rentedaling slechts weinig is gestegen, zodat
het logisch is, dat nu ook een betrekkelijk ge
ringe daling heeft plaats gevonden.
DALENDE RENTEVOET
Nog duidelijker treedt wellicht de daling van
de rentevoet, welke in 1958 heeft plaats ge
vonden, aan de dag, wanneer men nagaat
tegen welke rentevoet achtereenvolgens werd
geëmitteerd. Men weet, dat de Bank voor
Nederlandsche Gemeenten een dominerende
positie heeft ingenomen. Laat in 1957 werd de
Rentespaarbrieflening 1957 II op stapel gezet,
die gebaseerd was op een rentevoet van 6 °/o-
Nagenoeg het gehele bedrag van deze lening
werd echter in de eerste maanden van 1958
ingeschreven, zodat men kan zeggen, dat het
hier de eerste belangrijke uitgifte betrof van
het afgelopen jaar. De eerste obligatielening,
welke genoemde instelling in 1958 uitgaf droeg
slechts een rentevoet van 5'/4 °/o, bij een
emissiekoers van 99 °/o en een leningsbedrag
van 100 miljoen. De daarop volgende lenin
gen konden geleidelijk in rentevoet worden
verlaagd en de laatste, geëmitteerd op
4 december, had nog slechts een rentevoet van
4Va bij een emissiekoers van 973Ai en een
rendement van 4,73 Voorts heeft de Staat
in november voor het eerst na enkele jaren
weer een beroep op de kapitaalmarkt gedaan
in de vorm van een 41 /a °/o lening groot 250
miljoen, die werd uitgegeven ten 98 Men
kan dus zeggen, dat het jaar werd afgesloten
op een rentebasis van ongeveer 43/4 °/o en dat
de rentedaling 1 IV4 heeft uitgemaakt.
PSYCHOLOGISCH EFFECT
Vragen wij ons af waaraan deze ontwikkeling
is toe te schrijven dan kunnen hiervoor ver
schillende steekhoudende argumenten worden
aangewezen, De eerste daarvan was van
psychologische aard. Nadat de beleggers door
de monetaire spanning, welke in augustus 1957
het officiële disconto in Nederland tot 5 °/o en
in Engeland tot 7 °/o had doen stijgen, terug
houdend waren geworden, was er een hoge
rentevoet voor nodig om de ban van deze
terughoudendheid te doorbreken. In de krin
gen van de emissiehuizen werd dat zeer goed
ingezien en achtte men het raadzaam in die
periode van spanning met een royale rente
voet voor de dag te komen. Nadat bij een
rentevoet van 6 °/o vlot kapitaal op tafel bleek
te komen en bovendien het emissieklimaat
werd begunstigd door een geleidelijk aan de
dag tredende verbetering van onze betalings
balans, kon zonder bezwaar op een lagere
rentevoet worden teruggevallen. Het succes
van de ene lening legde als het ware de grond
slag voor het welslagen van een volgende. Elke
nieuwe lening ging er grif in en bijgevolg vond
de rentedaling regelmatig voortgang. Voor een
belangrijk deel hadden wij daarbij dus met
een psychologisch effect te doen.
MATERIËLE FACTOR
Naast dat psychologische effect was er het niet
minder belangrijke materiële effect van de
aanhoudende deviezentoevloeiing. Deze leidde
tot een voortdurende kapitaaltoestroming naar
ons land en bracht een gestadige verruiming
teweeg van de binnenlandse liquiditeiten.
Deze verruiming weerspiegelde zich in een
aanmerkelijke groei van de tegoeden bij het
particuliere bankwezen, welke op haar beurt
leidde tot een verruiming op de geldmarkt, de
markt voor kortlopende leningen. Op deze
markt kon dientengevolge eveneens een daling
van de rentestand doorzetten met als gevolg,
dat de schatkist het disconto voor nieuw schat
kistpapier geleidelijk omlaag kon brengen,
terwijl hand in hand daarmede ook de notering
voor daggeld sterk terugliep. En de daling van
het particuliere disconto op de open markt
baande anderzijds de weg voor een geleide
lijke verlaging van het officiële disconto door
de Nederlandsche Bank, zodat dit bij het af
sluiten van het jaar nog slechts 3 bedraagt
tegen 5 een jaar te voren.
VERBAND MET DISCONTO
De verlaging van het officiële disconto vormde
een factor welke het koersherstel op de obli-
gatiemarkt indirect in de hand werkte, terwijl
de daling op tarieven op geld- en disconto-
markt rechtstreeks tot de koersstijging bij
droeg, voor zover geldmarktmiddelen, die
voor betrekkelijk korte tijd worden uitgezet,
aangewend worden voor belegging in leningen
met een korte restant-looptijd. Als zodanig
gelden thans b.v. bij uitstek de obligaties van
17