verder dienen we dan niet te vergeten, dat
met ingang van 1 januari j.1. de landen van
de Gemeenschappelijke Markt de eerste (zij
het bescheiden) tariefsverlagingen en contin
gentsverruimingen hebben toegepast op hun
onderling handelsverkeer. En dan heeft ten
slotte Duitsland, dat zich reeds lang niet meer
kan beroepen op betalingsbalansmoeilijkheden,
ten langen leste de invoer van een aantal
agrarische produkten vrijgemaakt van be
perkende maatregelen.
De vraag rijst of deze maatregelen, die alle
de strekking hebben het handels- en betalings
verkeer te vergemakkelijken, een merkbare
invloed op de omvang van de internationale
goederenstroom zullen hebben en in het bij
zonder of onze agrarische uitvoer er een gun
stige invloed van zal ondervinden.
Daarvan valt, dunkt ons, op dit ogenblik niet
veel te zeggen. Tariefsverlagingen, contin
gentsverruimingen, algemene liberalisatiemaat
regelen, zullen gunstig kunnen werken, maar
de maatregelen, die daarop betrekking heb
ben, zijn bescheiden en men moet erop be
dacht zijn, dat de toepassing van minimum
prijsregelingen voor agrarische produkten in
E.E.G.-verband een eventueel gunstig effect
spoedig kan neutraliseren. Van de Franse libe
ralisatie zal onze landbouwexport wel niet
kunnen profiteren en wat de valutamaatrege
len betreft zal men goed doen te bedenken,
dat daaraan eerder handelsconcurrentie dan
handelsverruiming ten grondslag ligt.
Het zal tenslotte de koopkrachtige vraag in de
verschillende landen zijn, die de hoofdrol moet
worden toegedacht. Als die zich gunstig ont
wikkelt zullen de maatregelen ter verruiming
van het goederen- en betalingsverkeer op het
goede ogenblik zijn gekomen en zal de toe
neming van de welvaart minder hindernissen
op de weg vinden dan voorheen het geval
was. Wij moeten dus goed het oog gericht
houden op de ontwikkeling van de bedrijvig
heid in de verschillende landen, waarmede
wij handelsverkeer onderhouden.
Voor de landbouw zijn gunstige symptomen
schaars, maar zij ontbreken niet geheel. De
grote voorraden zuivelprodukten, die in de
aanvang van 1958 de prijsdalingen hebben in
geluid, zijn verdwenen en de prijzen hebben
zich in de loop van het najaar 1958 mooi her
steld van een diepe inzinking.
In zuivelkringen is men er echter geenszins
zeker van, dat het herstel blijvend is. Men is
bevreesd voor de nog steeds toenemende pro-
duktie in een aantal landen, vooral in West-
Duitsland. Maar men zal toch ook niet buiten
beschouwing moeten laten, dat er een kans
is op een grotere bedrijvigheid en een toe
neming van de koopkrachtige vraag, die weer
een invloed ten goede op het verbruik van
zuivelprodukten zal kunnen uitoefenen.
Het garantiebeleid, dat de Nederlandse boe
ren tot op zekere hoogte tegen de ongewis
heden van de afzetmogelijkheden en van de
prijsontwikkeling op de binnen- en buiten
landse markten beschermt, is voor het komen
de jaar goeddeels bepaald. Onzekerheid be
staat er nog over de garantieregeling voor de
suikerbieten. Het Landbouwschap heeft zich
tegen een beperking van de garantie verklaard.
De beslissing zal moeilijk kunnen wachten tot
dat een nieuwe regering is opgetreden.
Wat nu de ontwikkeling van de conjunctuur
aangaat valt te vermelden, dat men in Amerika
in 1959 een aanmerkelijke expansie verwacht
en dat in verschillende Europese landen even
eens een toeneming van de bedrijvigheid in
het verschiet schijnt te liggen. De stagnatie is
trouwens in Europa minder ernstig geweest
dan in de Verenigde Staten, waar discussies
over de vraag welk beleid nu eigenlijk het
beste is voor de Amerikaanse welvaart voort
durend aan de orde zijn.
Volgens het Engelse weekblad „The Econo
mist" gaat het er om of moet worden aange
stuurd op een snelle groei van de produktie
of dat de waardevastheid van het geld pri
mair gesteld moet worden. Opgemerkt wordt,
dat het pubhek van de discussie niet veel
wijzer wordt omdat de ene partij de wenselijk
heid van het doel, waarnaar de andere partij
streeft, onderschrijft. Men gaat zelfs zover dat
Groter handelsverkeer?
Zuivel en suikerbieten
Vooruitzichten en meningen
10