eigen zelfstandige positie, maar ook weer standen van meer emotionele aard. Wat het laatste betreft: is het eigenlijk wel juist, dat veehouders, die hun melk coöpera tief doen verwerken en zij, die aan een parti culiere zuivelfabriek leveren, voortgaan met elkaar te verketteren? Heeft handhaving van het zwart-wit-schema nog wel zin? Als de coöperatieve gezindheid al niet ophoudt bij de eigen zuivelfabriek, dan meestal wel bij de provinciegrens. Wij zijn persoonlijk voor stander van vergaande coöperatie op zuivel gebied landelijk, straks in Beneluxverband en nog weer wat later in Westeuropees verband. Maar daarom hebben wij nog niet de behoefte om hen, die hier anders over denken, hard te vallen. Integendeel, laten wij trachten met elkaar tot zaken te komen. Het lijkt ons, dat de Centrale Zuivelcommissie, waarin coöperatieve en particuliere zuivelindustrie samenwerken, in deze een fors initiatief moet nemen en dat de standsorganisaties, de zuivelcoöperaties en de verenigingen van melkleveranciers aan particuliere zuivelfabrieken dit initiatief dan moeten steunen. Opdat er een Nederlandse melk- en zuivelpool komt naast de vele be staande machtsconcentraties in ons land in de vorm van kartels en vakbonden. Opdat ook de Nederlandse melkveehouder een rede lijke bestaanszekerheid deelachtig wordt. (Friesch Landbouwblad) Het manifest van Wenen 1958 zegt o.m.: Het vrijwillig samenwerken van de land bouwers in vrije coöperaties is een belangrijk hulpmiddel om tot verhoging van het rende ment te komen, de landbouwkostprijzen te verlagen, om tot het aanwenden op doel treffende wijze van de landbouwprodukten te geraken en om de aanvoer op de markt te stabiliseren. Zo verhoogt de coöperatie het weerstandsvermogen van de leden en voor namelijk van de zwaksten onder hen. Haar doeltreffendheid dient te worden ontwikkeld met het oog op de samenwerking in Europees verband. (Manifest v. Wenen 1958) West-Duitsland areaal pootaardappelen 1958 Het areaal goedgekeurde pootaardappelen in de belangrijkste teeltgebieden van de Bonds republiek bedroeg in 1958 ruim 53.000 ha, hetgeen ten opzichte van 1957 een vermin dering met 33,4 (ruim 26.500 ha) betekent. Het verloop van de goedgekeurde arealen was sinds 1948 als volgt (x 1.000 ha): Jaar Areaal Jaar Areaal 1948 112,0 1953 75,2 1949 99,8 1954 84,3 1950 95,8 1955 73,9 1951 76.0 1956 90,6 1952 68,2 1957 80,0 (Landbouwwereldnieuws) 305 Van de C.E.A. De nieuwe fiets bij overschrijding van de tien miljoen. (Coöp. Boerenleenbank Almelo Raiffeisen-Bank

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 31