gulden moeten zijn geweest. De zaak is een voudig dat alle gegadigden, respectievelijk de effectenkantoren, die voor hen bemiddelen, bij de inschrijving de werkelijk benodigde bedragen zo sterk verhogen als zij menen, dat noodzakelijk is om bij een gedeeltelijke toe wijzing toch aan hun trek te komen. Zo drijft de een de ander op, waardoor het juiste in zicht in de werkelijke vraag wordt vertroe beld. Dat neemt niet weg, dat de stijging van de beurskoers boven de inschrijvingsprijs toch duidelijk uitwees, dat deze eerste emissie van de Staat sedert 1956 als zeer geslaagd moet worden aangemerkt en zeker in een be staande behoefte heeft voorzien. Grote activiteit der B.N.G. In beurskringen wordt het als een gevaar gevoeld, dat er geen leningen meer door de gemeenten zelf worden uitgegeven en alle leningbehoeften op lange termijn over de Bank voor Nederlandsche Gemeenten wor den geleid. De beleggingsportefeuilles komen daardoor immers vol te zitten met leningen van betrekkelijk kleine omvang, waarbij de rentevoet van elke volgende lening steeds slechts een fractie van een procent van die der voorafgaande lening afwijkt. De jongste 4V2 lening van de Bank voor Nederland sche Gemeenten heeft duidelijk merkbaar verstorend op de koersbeweging ter beurze gewerkt, klaarblijkelijk op grond van het feit, dat deze zo spoedig op de staatslening is ge volgd. In hoofdzaak in de tweede helft van de maand is dan ook een zwakkere stemming op de obligatiemarkt aan de dag getreden. Toch zijn bij een aantal staatsleningen nog bescheiden koerswinsten per ultimo novem ber ten opzichte van de voorafgaande maand geregistreerd. Verdere discontoverlaging Het snelle emissietempo heeft er kennelijk toe geleid, dat het proces van de rentedaling, voor zover dat via de koersvorming van de staatsfondsen aan de dag treedt, in de af gelopen maand verdere voortgang heeft ge maakt. Dat is te meer opmerkelijk, daar de Nederlandsche Bank andermaal, en wel voor de vierde keer in het lopende jaar, tot ver laging van haar officiële rentetarief is over gegaan, waardoor zoals men weet de rente tarieven voor het particuliere bankwezen eveneens een verlaging hebben ondergaan. Deze ofliciële rentevoet was in augustus 1957 tot een hoogtepunt van 5 gestegen en is thans alweer tot 3 gedaald. De regel is dat van een discontoverlaging een stimu lerende invloed op de beleggingsmarkt uit gaat wegens het koersstijgend effect, dat daardoor wordt teweeg gebracht. Maar die invloed werd thans in de schaduw gesteld door het snelle tempo van de emissiebe drijvigheid. Evenzeer als een verhoging van het nationale rentetarief het toevloeien van geld uit het buitenland kan bevorderen wegens de attractie, welke die hoge rentevoet op het buitenlandse kapitaal uitoefent, evenzeer kan een discontoverlaging de uitzetting van kort lopende gelden naar het buitenland in de hand werken, voor zover de kosten aan de hiermede gepaard gaande deviezentransacties verbonden, niet tevens zodanig stijgen, dat de rentewinst daardoor grotendeels wordt op geslokt. Buitenlandse kredieten afgelost Toevallig is er in november éénmaal een daling van de monetaire reserves der Neder landsche Bank voorgekomen, doch deze kon bepaald niet op rekening van de zo juist aan geroerde factor worden geschreven. Het bleek namelijk, dat het Rijk op 15 november 35 miljoen had afgelost op de schatkist schuld van 100 miljoen, die per saldo nog bij de Deutsche Bank liep. Per 15 december moeten voor de verdere aflossing nog 65 miljoen door het Rijk op tafel worden ge legd. Laatstbedoelde aflossing geschiedt ten laste van de deviezenvoorraden van de Nederlandsche Bank. Dat laatste is niet het geval geweest met de aflossing, die inmiddels nog op het restant krediet van het Internationale Monetaire Fonds heeft plaats gehad, waarmee ditmaal een bedrag van 30 miljoen gemoeid is geweest. Ten tijde van de emissie der Koninklijke Petroleum was echter van de belangrijke toestroming van deviezen, waarin ons land zich toen door die emissie kon verheugen, ge bruik gemaakt om een deviezenpotje te vormen voor latere aflossingen op dit z.g. I.M.F.-krediet, dat in totaal 633A miljoen groot geweest is. De Staat heeft die leningen in de laatste maanden van 1957 in het 293

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 19