Financieel overzicht De Tweede Kamer is diep ingegaan op het door het voorkeursrecht opgeroepen probleem van de afweging der belangen van eigenaar en pachter. Tenslotte is een amendement van de heren Engelbertink en Van Ryckevorsel met 60 tegen 52 stemmen aanvaard, dat de strekking had de uitbreiding van het voor keursrecht te handhaven, doch tegelijker tijd zo veel mogelijk te waarborgen, dat de eigenaar een redelijke prijs zal kunnen be dingen. Daar velen belang zullen stellen in een regeling van het voorkeursrecht, die waar schijnlijk wet zal worden, laten wij hier de tekst volgen, welke het „tweede" voorkeurs recht van de pachter bevat: „Indien de van een derde bedongen tegen prestatie lager is dan de hoogst toelaatbare tegenprestatie en de pachter eveneens bereid is eigenaar of zakelijk gerechtigde te worden tegen die bedongen tegenprestatie, onder zoekt de grondkamer wie van deze gegadig den het land voor de hoogste, gelegen be neden de hoogst toelaatbare, tegenprestatie wil verkrijgen. Voor het geval dit de derde is, komt de pachter niet in aanmerking eigenaar of zakelijk gerechtigde te worden. Voor het geval de gegadigden het land wil len verkrijgen tegen dezelfde, al of niet ver hoogde, tegenprestatie, heeft de pachter de voorkeur." Het zal dus zo worden, dat indien ook de pachter voor de bedongen prijs eigenaar wil worden, ten overstaan van de grondkamer een soort openbare verkoping zal plaats vin den, waarbij de pachter en de derde-gega digde als bieders optreden. De gedachte is, dat uit een eventueel tegen elkaar opbieden van de pachter en de derde-gegadigde een redelijke prijs voor de eigenaar zal resulteren. De pachter houdt dus de gelegenheid voor de hoogst geboden prijs eigenaar te worden, doch de derde kan de oorspronkelijk over eengekomen prijs ten overstaan van de grondkamer verhogen. Afgewacht zal moeten worden of dit systeem zich in de praktijk op bevredigende wijze zal ontwikkelen. De voornaamste punten van het wijzigings voorstel zijn hiermede gegeven. Of de wet in haar voorgestelde vorm ook na 1963 verlengd zal worden, staat nog te bezien. Veel zal daarbij afhangen van de vraag of men de prijsbeheersing alsdan nog noodza kelijk acht. Tegenover de landbouwkundige toetsing staat de Tweede Kamer veel milder, terwijl men in het algemeen van de wenselijk heid van een voorkeursrecht in enige vorm wel overtuigd is. Dit laatste zal dus, hetzij in de wet op de vervreemding van landbouw gronden, hetzij elders in onze wetgeving, in ieder geval te zijner tijd wel een definitieve regeling vinden. Emissies domineren Evenals in de voorafgaande maand heeft de emissiebedrijvigheid in december een stempel gedrukt op de koersbeweging, in de eerste plaats uiteraard op die van de staatsfondsen. De uitgifte van de 41/2 Staatslening 1958 op 10 november had reeds in oktober haar schaduwen vooruit geworpen en een zekere koersdruk teweeg gebracht, zoals de vorige maal door ons reeds werd opgemerkt. Toch is het met die koersdruk in de afge lopen maand tenslotte erg meegevallen en vooral na de inschrijvingsdag kreeg de be- leggingsmarkt weer tijdelijk een vast aan zien. De sterke overtekening van de staats lening vormde daarvoor de verklaring. Zoals men weet is in doorsnee slechts 20 op de inschrijvingen toegewezen. Dat betekent dus, dat er ongeveer 5 maal zoveel moet zijn inge schreven als de lening groot was, nl. nomi naal 250 miljoen, wat dus zou voeren tot een inschrijvingstotaal van 1250 miljoen. Daaruit mag men evenwel bepaald niet af leiden, dat er voor laatstgenoemd bedrag inderdaad reële beleggingsvraag zou hebben bestaan. In dat geval zou er een surplus aan braakliggende middelen, waarvoor goede belegging wordt gezocht, van een miljard 292

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 18