zou met name in het noorden des lands veel
minder urgent geworden zijn, doordat aldaar
de verkoopprijzen in de praktijk veelal be
langrijk beneden de maximumprijzen blijven.
Daarbij werd erop gewezen, dat de Europese
integratie in de landbouwsector op grote
moeilijkheden stuit. Nu in de andere E.E.G.-
landen een prijsbeheersing van de landbouw
gronden als ten onzent niet bekend is, pleit
de voorzichtigheid ervoor zich niet te zeer op
deze prijsbeheersing vast te leggen. Om deze
redenen werd het pleit gevoerd voor het
handhaven der tijdelijkheid. Men wenste de
zekerheid te hebben, dat het gehele complex
van de met de prijsbeheersing samenhangen
de problemen over enkele jaren weer in dis
cussie zou kunnen komen, waarbij alsdan zou
kunnen worden nagegaan of de situatie aan
leiding geeft om de prijsbeheersing te hand
haven, op te heffen, dan wel aan de gewij
zigde omstandigheden aan te passen.
Het amendement-Biewenga, waarin werd
voorgesteld de wet te doen gelden tot
1 januari 1963 in plaats van voor onbepaalde
tijd, is door de Tweede Kamer na het voren
bedoelde politieke debat met 69 tegen
67 stemmen aanvaard.
Men mag daarom verwachten, dat in de loop
van 1962 de prijsbeheersing ten aanzien van
de landbouwgronden weer in volle omvang
in onze volksvertegenwoordiging aan de orde
zal worden gesteld.
Is in het tijdelijk karakter der wet door de
aanneming van het amendement-Biewenga
dus geen verandering gekomen, op andere
punten zijn wel wijzigingen aangebracht.
Naast de opheffing van de beperking van de
werkingsduur der wet had het regerings
voorstel voornamelijk ten doel:
1. de regeling van de landbouwkundige
toetsing in deze wet in overeenstemming
te brengen met die, welke in de nieuwe
pachtwet is vervat, en
2. het voorkeursrecht van de pachter nader
te preciseren.
ad 1. Tegen de reeds in de bestaande wet
vervatte landbouwkundige toetsing door de
grondkamer van overdrachten e.d. van land
is thans als zodanig niet veel verzet gerezen
in de Kamer. Men kon er zich dan ook in het
algemeen mee verenigen, dat deze toetsing
werd aangepast aan die, welke volgens art. 5
der nieuwe pachtwet door de grondkamers
op de pachtovereenkomsten wordt toegepast.
Daar wij in de Raiffeisen-Bode van augustus
1957 reeds een min of meer uitvoerige uit
eenzetting van de toetsingsnormen van de
nieuwe pachtwet gegeven hebben, zien we er
van af de thans op dit punt voor de W.V.L.
door de Tweede Kamer aangenomen wijzi
gingen in details te bespreken. Het belang
rijkste verschil met de bestaande regeling is
wel, dat in de toekomst ook onder de
W.V.L.evenals onder de pachtwet, een bij
zondere positie is toegekend aan land, dat
begrepen is geweest in een ruil- of herverka
veling of dat gelegen is in de IJsselmeer-
polders. Ten aanzien van dergelijk land zul
len overeenkomsten van overdracht e.d.
slechts goedgekeurd worden, indien daardoor
de verkaveling en de bedrijfsgrootte niet
minder doelmatig resp. niet geringer zou
worden dan de bestaande. Het motief voor
deze bijzondere regeling is ook hier, dat de
met grote kosten tot stand gebrachte goede
toestand van het landbouwareaal in de ruil-
verkavelingsgebieden en in de IJsselmeer-
polders, niet door privaatrechtelijke overeen
komsten zou moeten worden teniet gedaan.
De regering heeft op dit punt verder willen
gaan dan de meerderheid van de Kamer. De
minister wilde ook de overeenkomsten tussen
echtgenoten en bloed- of aanverwanten in de
rechte lijn aan een zekere landbouwkundige
toetsing onderwerpen, namelijk indien deze
overeenkomsten betrekking zouden hebben op
land, gelegen in verkavelingsgebieden of in
de IJsselmeerpolders. Volgens de bestaande
wet vallen dergelijke overeenkomsten buiten
iedere toetsing. De bestrijders van de door de
regering voorgestelde uitbreiding der toetsing
hebben erop gewezen, dat toetsing van over
eenkomsten tussen familieleden weinig zin
zou hebben, omdat partijen door verervingen
veelal toch het begeerde resultaat buiten de
toetsing om zullen kunnen bereiken. Op dit
punt wenste men niet de pachtwet te volgen
en de Kamer heeft het betreffende voorstel
van de regering verworpen. Bij de behande
ling in de Kamer is in ieder geval wel ge
bleken, dat een toetsing van overeenkomsten
tussen familieleden slechts dan „waterdicht"
zal zijn, indien ook het erfrecht in die zin zou
worden gewijzigd, dat bij vererving de lan
derijen niet meer schier onbeperkt in talloze
290