kan 2/3 gedeelte als hypotheek worden ver strekt. De aflossing zal minimaal 5 °/o per jaar moeten zijn. De kosten van een ijzeren warenhuis (onderbouw ramen) zijn ge woonlijk te stellen op 20,of 21,per raam. Wij taxeren het warenhuis op 13, per raam; van het laatstbedoelde bedrag (dus van 13,per raam) kan 2/s gedeelte als hypotheek worden verstrekt. De kosten van een lichte verwarming zijn te stellen op 6,a 10,per raam, die van een zware verwarming op 15,per raam; beide berekend met inbegrip van de kosten van een ketel en alle verdere installaties. Hierop mag maximaal Vs gedeelte van de aanschaffingswaarde als voorschot of kre diet worden verstrekt met minimaal 10 aflossing per jaar. De wet op de vervreemding van de landbouwgronden in de Tweede Kamer In de tweede helft van oktober van dit jaar is door de Tweede Kamer in het openbaar behandeld het voorstel van de regering tot wijziging van de wet op de vervreemding van landbouwgronden. Uit de kamerverslagen in de dagbladpers is wel gebleken, dat deze wij ziging allerminst een technische routine kwestie is geweest. Integendeel, de parlemen taire grootmeesters hebben aan het slot van het debat de politieke degens op vinnige wijze gekruist. Hoewel wij politieke vragen, als die in hoeverre bepaalde kamerfracties gehouden zijn het huidige kabinet op zekere punten te steunen, gevoegelijk te dezer plaatse onbe antwoord kunnen laten, is het toch wel een blijk van belangrijkheid van de landbouw- wetgeving, dat de discussie zo sterk in het politieke vlak getrokken werd. Nu het wetsontwerp uiteindelijk op 30 okto ber j.1. na het aannemen van vele amende menten zonder hoofdelijke stemming door de Tweede Kamer is aanvaard, willen wij in het kort de voornaamste wijzigingen aangeven, waarmede men zal moeten rekenen, indien het ontwerp wet mocht worden. De wet op de vervreemding van landbouw gronden (W.V.L.), zoals deze op 21 december 1953 in werking getreden is, bevatte uitdruk kelijk de bepaling, dat zij op 1 januari 1959 zou vervallen. Het was dus een echt tijdelijke wetgeving. De redenen, waarom men inder tijd de wet voor een beperkte duur heeft laten gelden, waren ook voor een groot ge deelte van politieke aard. Over de wenselijk heid van de door de wet geïntroduceerde prijsbeheersing liepen de meningen ook toen uiteen, doch daar men in grote meerderheid van oordeel was, dat onder de toenmaals geldende omstandigheden aan prijsbeheer sing niet te ontkomen viel. is aan de wet een tijdelijk karakter gegeven, waardoor een nadere beschouwing van de wet vanzelf weer aan de orde zou moeten komen. Dit is thans geschied. Van regeringszijde is gesteld, dat het door haar ingediende ont werp van wet in de eerste plaats beoogde de opheffing van de beperking van de werkings duur der wet. Dit standpunt impliceerde en het is ook met zoveel woorden door de regering gezegd dat aan de regering een duurzaam voortbestaan van het toezicht op de vervreemding van agrarische gronden ge wenst voorkwam. De regeling, dat de grond kamer de hoogst toelaatbare tegenprestatie aan de hand van bij algemene maatregel van bestuur gegeven algemene regelen vaststelt, zou dus in het regeringsvoorstel voor onbe paalde tijd moeten blijven gelden. Door de regering werd als motivering hiervoor aan gevoerd, dat de wanverhouding tussen de vraag naar en het aanbod van agrarische grond nog onverminderd voortduurt en dat er geen betrouwbare aanwijzingen bestaan, dat deze wanverhouding van tijdelijke aard zou zijn. Een vrije markt met vrije prijsvor ming voor landbouwgrond zou de prijzen voortdurend doen stijgen, hetgeen een funeste invloed zou hebben op het pachtprijspeil en het prijspeil voor landbouwprodukten. Tegen de opheffing van de beperkte geldig heidsduur der wet is in de Kamer van ver schillende zijden sterk verzet gerezen. Hoewel ook de meeste voorstanders van de tijdelijk heid der wet of juister der prijsbeheersing in de huidige omstandigheden de controle op de prijzen door de grondkamers nog ge boden achtten, wezen zij erop, dat naar hun mening de wet op het punt van de prijsbepa ling belangrijk aan betekenis heeft ingeboet. De wanverhouding tussen vraag en aanbod 289

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 15