kan zijn, dat de onzekerheid omtrent het
verdere verloop van de rente (die b.v. in
Amerika thans juist weer een stijgende lijn
volgt) mede als stimulans heeft gewerkt om
zich eerder tot de kapitaalmarkt te wenden.
Het oordeel over de nieuwe staatslening was
algemeen gunstig. Het reëele rendement, ge
baseerd op de gemiddelde looptijd, komt op
4,72 uit, d.i. ca 0,3 hoger dan het ren
dement dat ter beurze genoteerde staats
leningen met overeenkomstige looptijden
afwerpen. Men moet tot 1928 terug gaan om
een staatslening aan te treffen, die met zulk
een hoge rentevoet werd uitgegeven. Dat ge
schiedde echter tegen ruim 99 °/o, terwijl men
ditmaal tegen 98 kon inschrijven. Uit het
voorgaande blijkt nog eens, dat de schatkist
de laatste dertig jaar steeds op goedkopere
wijze dan thans in haar geldbehoeften op
langere termijn heeft kunnen voorzien.
Er is echter nog een veel belangrijker punt,
waarop de Staat van haar sedert tientallen
jaren gevolgde gedragslijn is afgeweken, n.1.
dat ditmaal niet te allen tijde versterkte af
lossing is voorbehouden. De Staat heeft zich
immers verbonden gedurende de eerste tien
jaren van de vijfentwintigjarige leningsduur
niet tot vervroegde aflossing te zullen over
gaan. Het zal duidelijk zijn dat het uitsluiten
van vervroegde aflossing voor een periode
van tien jaren een belangrijke waarborg aan
beleggers biedt in geval van rentedaling.
Alleen voor zover zij geld vrij krijgen uit de
regelmatige aflossingen, zullen zij zich dan
geplaatst zien voor de noodzakelijkheid bij
herbelegging met de alsdan eventueel
geldende, lagere rente genoegen te nemen.
Overigens dient men, bij vergelijking van de
rendementen van verschillende leningen
altijd in het oog te houden, dat leningen, die
min of meer belangrijk beneden pari noteren
en tegen 100 aflosbaar zijn, vooral aan
degenen, die in een hoog tarief van de in
komstenbelasting vallen, een belangrijk extra
fiscaal voordeel bieden, hetwelk in de reken
kundige rendementen niet tot uitdrukking
komt. Bij de 3 dollarlening Nederland
komt de aflossingswinst b.v. op bijna HA
per jaar uit, waarvoor men dus niet onder de
inkomstenbelasting valt.
Men heeft ook thans het bekende verschijnsel
kunnen waarnemen, dat het vooruitzicht van
nieuwe leningen met een rendement, dat
gunstig bij dat van oudere genoteerde lenin
gen afsteekt, koersdruk op deze laatste uit
oefende. Voor particulieren heeft verkoop
van oude stukken onder zulke omstandig
heden wegens de daaraan verbonden kosten
met het oogmerk de opbrengst in de nieuwe
stukken te beleggen, meestal weinig zin. Ook
op grond van de gunstige leningsvoorwaar
den werd in beleggingskringen het welslagen
van deze eerste staatslening sinds 1956 bij
voorbaat als verzekerd beschouwd.
Technische factoren gunstig
De technische omstandigheden, waaronder de
jongste emissies op de leningmarkt hebben
plaats gevonden, waren ook, geheel afgezien
van de bijzondere attracties die deze zelf
boden, gunstig. In het bijzonder denken wij
daarbij aan de aanhoudende deviezenaanwas
en de bron waaruit deze ten dele voortspruit.
Uit de betalingsbalans over het eerste half
jaar van 1958 is gebleken, dat het buitenland
in die periode voor niet minder dan 940
miljoen aan Nederlandse effecten heeft ge
kocht. Ook indien men er rekening mede
houdt, dat mogelijk ongeveer twee-derde
daarvan betrekking kan hebben gehad op be
talingen ten behoeve van de emissie der
Koninklijke Petroleum, dan blijft er nog altijd
een aanzienlijk saldo over voor meer normale
effectenaankopen. In verband met aanzien
lijke betalingen naar het buitenland vanwege
de overheid (met name voor aflossing op
kortlopende buitenlandse overheidsschuld)
was er per saldo nog een tekort in het kapi
taalverkeer van het eerste halfjaar van 66
miljoen, dat echter veel groter zou zijn ge
weest zonder die omvangrijke kapitaaltoe-
vloeiing naar ons land. Al met al heeft het
lopende en het kapitaalverkeer tezamen de
goud- en deviezenreserves alleen reeds in het
eerste halfjaar met 761 miljoen doen toe
nemen. Voor zover deze toeneming niet ge
paard is gegaan met een verhoging der
verplichte dekking bij de NederlandscheBank
heeft deze aanwas uiteraard tot een ver
ruiming van de beschikbare liquiditeiten
geleid.
Wij hebben gezien, dat het netto kapitaal
verkeer nog een, zij het gering, tekort heeft
opgeleverd wegens de betaling van de Staat
265
Herbeleggingsvraag en rendement