joen bijdroegen. Voorts worden geëxporteerd: conserven en vruchtensappen, cement, triplex- hout. fosfaten, olijfolie, chocolade, kauwgum, cacaopoeder, stalen buizen, scheermessen, elektrische koelkasten, air conditioning, apparatuur, karton, verven en lakken, kali en broom, ammoniumsulfaat, wollen garens, regenjassen, kousen, schoenen, autobanden en farmaceutische goederen. Het industriële exportassortiment telt reeds 300 artikelen. Produktie De industriële produktie is van 150 miljoen Isr. ponden in 1949 gestegen tot 1500 miljoen ponden. Neemt men de waardedaling van het geld in aanmerking, dan betekent dit toch nog een verdrievoudiging. Deze produktie- verhoging dient, gezien de bevolkingsgroei van 700.000 tot 2 miljoen, in hoofdzaak voor de bevrediging van de binnenlandse behoef ten. De export van industriegoederen (exclu sief diamant) bedraagt nog steeds niet veel meer dan 6 °/o van de totale produktie. Het belang van deze industriële ontwikkeling is daarom in hoofdzaak gelegen in de import- vervanging. Inderdaad is de import van industriegoederen per hoofd der bevolking aanzienlijk gedaald. Investeringen Sinds de vestiging van de staat Israël hebben de industriële investeringen circa 900 miljoen Isr. ponden bedragen. In dit bedrag zijn be grepen de investeringen voor vernieuwing. In 1957 alleen is in de industrie geïnvesteerd voor een bedrag van 200 miljoen Isr. ponden. Deze bedragen zijn deels uit binnenlandse particuliere kapitaalbronnen afkomstig, doch voornamelijk uit buitenlandse leningen (Export-Import Bank), alsmede uit de Duitse herstelbetalingen. Bovendien is er een be langrijke financiering van staatswege en van de zijde van de Jewish Agency: in 1957 namen deze bronnen voor 29 deel aan de financiering van de industrie. Bij sommige nieuwe bedrijven neemt de Staat deel voor bedragen tot 65 °/o, soms zelfs tot 100 °/o. Het particuliere kapitaal, dat zeer schaars is, speelt voornamelijk een rol bij oude bedrijven en bij de vernieuwing der uitrusting. Drie lichamen Bij de ontwikkelingsplannen spelen drie lichamen een belangrijke rol: het Investerings Centrum, het Ontwikkelingsbudget en het Ontwikkelingsministerie. Sedert 1950 is er een wet tot stimulering van investeringen, waardoor bepaalde bedrijven bijzondere faci liteiten worden verleend, zoals het niet be talen van inkomstenbelasting over een periode van zeven jaren, concessies bij de tarieven en de omzetbelasting, concessies bij de afschrijving alsmede het gratis ter be schikking komen van grond. Bij de investe ring van buitenlands kapitaal geldt een liberale regeling voor transfer. Ook kan een gelicensieerd bedrijf op vrij gemakkelijke wijze aan regeringsvoorschotten komen. De financiering, die voorheen via de banken liep, zal voortaan in handen komen van het nieuwe „Israël Industriële Instituut", waarin zowel de regering als de industrie en de banken deelnemen. Onafhankelijk hiervan financiert de regering zelf bepaalde ontwikkelingsprojecten, zoals olie, kali, koper, ijzer, fosfaat, broom. In deze bedrijven is meer dan 90 miljoen aan Isr. ponden geïnvesteerd. Voor de jaren 1957 tot 1961 heeft de regering plannen voor 600 nieuwe industrieonder nemingen, die door het particuliere bedrijfs leven worden gefinancierd, doch steun zullen ontvangen van staatswege. Hiermede zal een investering gemoeid zijn van ongeveer 500 miljoen Isr. ponden. In deze bedrijven hoopt men 45.000 man te werk te kunnen stellen, waardoor de industriële produktie met circa 5 °/o zal moeten toenemen. Hieronder zijn twee grote textielbedrijven met elk 15 mil joen Isr. ponden aan buitenlandse kapitaal deelneming te Dimona en Nazareth. Ook zijn er plannen voor de oprichting van een grote smeeroliefabriek te Haifa, hoewel men twijfelt aan de exportkansen. Er is wel nauwelijks een ander land waar de regering in zo sterke mate de investeringen in de industrie stimuleert als Israël. Deze hulp is zó krachtig dat vele particuliere investeerders er eenvoudig van afzien zelf risico's te aanvaarden, omdat dit eigenlijk niet meer nodig is. In zoverre kan men feite lijk bijna spreken van een socialisatie van het particuliere industriële initiatief. (Der Volkswirt, Frankfurt) 251

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 27