Wenken voor kassiiers Het samenstellen van de maandstaat en in het bijzonder de saldibalans geschiedt zo als de praktijk uitwijst niet altijd op de meest doelmatige wijze. Het gevolg hiervan is dikwijls, dat aan dit werk veel meer tijd besteed wordt dan noodzakelijk is. Deze meerdere tijd bestaat uit het zoeken naar verschillen, wat vermeden kan worden door eventuele verschillen te lokaliseren. De groep rekening-couranthouders vergt in tegenstelling met bv. de spaarbank- en voorschottenadministratie in de totale werkzaamheden relatief de meeste tijd en dat is ook het geval bij het opmaken van de saldibalans. De spaarbankadministratie (bij werken van spaarbankboekjes), dagboek spaarbank, subgrootboekkaarten (met verge lijking) wordt door steeds meer kassiers tijdens de zitting bijgehouden, waardoor men tot op de minuut „bij" is. Het direct bijwerken van de dagboeken geldt uiteraard voor alle kasposten en is een waarborg voor een juist kasbeheer. Het grootste percentage kasverschillen is o.i. toe te schrijven aan het niet direct bijhouden van de kasadministratie. Keren wij thans terug naar de maandstaat. De meeste kassiers hebben de goede ge woonte om de mutatiestaten van de groep „lopende rekening", welke staten nodig zijn om de saldibalans op te maken, op de laatste werkdag van de maand samen te stellen. Indien dagelijks controle wordt toegepast, zoals beschreven in de Raiffeisen-Bode van mei 1957, zullen de mutatiestaten vrijwel altijd onmiddellijk sluiten met de tellingen van de dagboekadministratie. Deze kassiers streven ernaar de mutatietellingen (inclusief het beginsaldo) zover mogelijk op de groot- boekkaarten bij te tellen, zodat uit dien hoofde aan het einde van de maand geen opeenhoping van werk ontstaat. Bij deze methode kunnen ook geen vergissingen wor den gemaakt doordat posten van de nieuwe maand in de tellingen van de oude maand worden opgenomen. Kassiers, welke gemakshalve alleen de saldi noteren op hun mutatiestaten (en dus de mutatiekolommen niet invullen), en bij het vergelijken van de grootboekadministratie met de dagboekadministratie tot de ontdek king komen, dat er een verschil is, weten niet of het geconstateerde verschil het gevolg is van een staffelfout dan wel van een telfout in de staten zelf. Er zit immers geen enkel verband in deze staten! Zij zijn dus o.m. verplicht om toch de mutatietellingen in potlood te noteren om op die wijze de staffels te controleren. De mo gelijkheid bestaat dan ook nog, dat een saldo niet juist op de staat is overgenomen. Indien bovendien geen behoorlijke perio dieke controle op de overboekingen heeft plaats gevonden, kan ook nog aangevoerd worden, dat niet nagegaan kan worden aan welke zijde het verschil schuilt, zodat de mogelijkheid bestaat, dat zowel de posten aan de ontvangstzijde als aan de uitgaafzijde vergeleken moeten worden. Al deze klippen worden omzeild, resp. gelokaliseerd, indien mutaties worden ingevuld op de mutatie staten. Bestaat er overeenstemming op deze staten tussen enerzijds het verschil tussen debet- en creditmutaties (inclusief het beginsaldo) en anderzijds het verschil tussen debet- en cre- ditsaldi, dan kunnen de staffels als juist worden aangemerkt. Komt er een verschil te voorschijn, dan is dit snel te vinden. In dit verband verwijzen wij naar de toelichting, welke voorkomt op de mutatiestaten. Alleen de staat, welke niet sluit, behoeft nagerekend te worden. Wanneer geen mutaties worden genoteerd, bestaat de mogelijkheid, dat vrijwel alle, zo niet alle saldi moeten worden gecontroleerd. Na afloop van deze controle zal de kassier bv. constateren, dat hij geen staffelfout heeft gevonden, waarbij dan nog in aanmerking moet worden genomen, dat hij er over heen gezien kan hebben. Bij volledig ingevulde mutatiestaten zoekt de kassier eventueel bewust naar een staffelfout, 243

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 19