De Jeugdlspaarwet Vrijwillige spaarregeling met wettelijke toeslag De jeugdspaarwet is gestart. Het symbolische startschot werd gelost op 1 oktober des mor gens te 9 uur in het oudste spaarbankkantoor van ons land, de Nutsspaarbank te Haarlem. Een aantal vertegenwoordigers van regering en spaarinstellingen had zich verzameld in de hal van deze spaarbank en schuchter bij een in een hoekje stonden twee jongelui van 17 a 18 jaar. Een meisje, leerlinge van de plaatselijke huishoudschool en een jonge man, leerling-typograaf. Twee willekeurige jonge Nederlanders, die opeens in het volle licht van de publiciteit werden gesteld, toen zij de eerste nieuwe jeugdspaarovereenkomsten in ontvangst gin gen nemen aan het loket. De pers- en film mensen kregen volop gelegenheid dit moment vast te leggen en de „officials" keken glim lachend toe. Daarna kreeg de staatssecreta ris, Zijne Excellentie W. K. N. Schmelzer, gelegenheid een korte rede te houden en het tweetal geluk te wensen met hun besluit een spaarovereenkomst te tekenen, welk besluit ten voorbeeld werd gesteld aan de Neder landse jeugd. Er werd nog meer gesproken, gefilmd en getoast, maar met de eerste on dertekening was de nieuwe wet gestart. Een einde en een begin. Het eind nl. van vele voorbereidingen, be sprekingen, kamerdebatten ert gemeenschap pelijk overleg. Het begin van iets nieuws, van een poging onzer regering om de eerste voorzichtige stappen te doen op het moeilijk te betreden terrein van de bezitsvorming. Nieuw is de wijze van uitvoering, waarbij in belangrijke mate gesteund wordt op het be staande spaarbank-apparaat en waarbij de taak van de regering tot het uiterste beperkt zal worden. Nieuw is de massale publiciteit, die de wet bekend en naar gehoopt wordt populair zal maken bij jong Nederland. Maar nieuw is ook het feit, dat één van de meest persoonlijke handelingen, nl. „het spa ren" gebaseerd wordt op een wet, zij het dan, dat de uitvoering op basis van vrijwilligheid geschiedt, met beperking tot een bepaalde leeftijdsgroep. Wat zullen de jongeren doen? De politieke achtergrond van de wet is reeds van alle kanten bekeken, gewikt en gewogen. Het ligt niet op onze weg om daar nog iets aan toe te voegen. Door de bril van de spaarbank gezien, kun nen we het niet anders dan van harte toe juichen, dat juist die groep van jongeren wordt benaderd, die over het algemeen het minste „spaar-minded" wordt geacht. Elke spaarinstelling weet uit ervaring hoe moeilijk het is de belangstelling van de jongeren te wekken, ook al heeft men nog zo veel krach tige argumenten bij de hand. Uit sociaal en economisch oogpunt kunnen we dan ook veel waardering hebben voor het doel van de nieuwe wet, maar de vraag is nu: wat doet de groep van rond één miljoen jonge Nederlanders? Zal het nieuwe argument van de 10 °/o toe slag sterk genoeg blijken om de jongeren thans in groten getale naar de spaarbank te trekken? Veel zal daarbij afhangen van de voorlich ting en de publiciteit, waarmee weliswaar op ruime schaal is begonnen, maar die nog ge ruime tijd zal moeten worden voortgezet om door te dringen tot de gezinnen met op groeiende kinderen. Want ook van de in vloed van ouders en opvoeders zal in dit geval veel afhangen. Er wordt onze jeugd een spaarmethode aan geboden in een wettelijk kleed en dus. met reeksen bepalingen. En met alle kans, dat de aspirant-deelnemers juist daardoor worden afgeschrikt. Weer is het de vraag of de 10 toeslag sterk genoeg zal blijken om de jonge spaarders over deze drempel te helpen. En weer zal het afhangen van de juiste voorlichting en van de bereidheid van de spaarbanken om formele moeilijkheden uit de weg te helpen. Onze aangesloten banken zijn officieel bij de 237

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 13