Maandelijkse momentopnamen Waar ligt de oorzaak? Enige weken geleden heeft een onzer dag bladen (de Volkskrant) bijzonder belangwek kende gegevens gepubliceerd over de ont wikkeling van de melkproduktie inNederland en in andere belangrijke zuivellanden. De conclusie moet zijn, dat de ineenstorting van de zuivelprijzen vooral veroorzaakt is door de snelle opvoering van de melkproduktie in vele landen. De traditionele zuivelexpor- terende landen hebben daartoe over het algemeen betrekkelijk weinig bijgedragen. Een vergelijking van de melkproduktie van 1957 met die van 1938 (vóór de oorlog dus) toont aan, dat in Denemarken de produktie 1,5 procent hoger was, in Nederland 8 pro cent, in Australië 12 procent en in Nieuw- Zeeland 12,5 procent. Maar in de traditionele importlanden ligt de situatie anders: daar is de melkproduktie meestal sterk opgevoerd, zoals in België (23 procent), in West-Duits- land (14 procent), Frankrijk (35 procent), Engeland (30 procent) en de Verenigde Staten (15 procent). Het blad zegt verder, dat een beperking van de melkproduktie in Nederland alleen nage noeg geen invloed zal uitoefenen op de prijzen, die voor zuivelprodukten op de inter nationale markt gemaakt kunnen worden. De abnormaal lage zuivelprijzen, waardoor voor al de zuivelexporterende landen zwaar ge troffen worden, vormen een internationaal probleem. Dit kan dus slechts in internatio naal verband met kans op succes worden aangepakt. Hoe te beperken? Het is goed deze conclusies in het oog te houden als men de toestand in Nederland be kijkt. De uitkering, nodig om tot de garantie prijs ad 28,90 per 100 kg melk te komen, wordt nu geraamd op 400 miljoen (oor spronkelijk was daarvoor op de Rijksbegro- 206 ting een post uitgetrokken van 170 miljoen). Het is zonder meer duidelijk, dat deze ver hoging een geduchte tegenvaller is voor de regering, die terwille van de economische positie van ons land (de waardevastheid van de gulden!) de uitgaven binnen de perken wil houden. Nu wordt plotseling de grote melkproduktie van onze veestapel, die ons na de oorlog tot het behalen van mooie export cijfers in staat stelde, een blok aan het been. Het beleid dat tot die hoge produktie heeft gevoerd (eens geprezen) wordt veroordeeld; men acht het nodig, thans tot inkrimping van de produktie over te gaan. Men kan het er mede eens zijn, dat de huidige toestand slecht is en dat het ons wel zou pas sen in deze slechte markt minder te leveren. Daarmede is nog niet gezegd, dat het ver standig is de melkproduktie te gaan beper ken, want daartoe strekkende maatregelen zullen slechts op langere termijn werken en niemand weet hoe de toestand is als we de gevolgen in de vorm van een kleinere pro duktie beginnen te ervaren. Het vooruitzicht, dat, terwijl Nederland gaat beperken, andere landen de produktie blijven uitbreiden, is bij zonder weinig aanlokkelijk. Het beboeft geen verwondering te wekken dat op deze kant van de zaak van producentenzijde duidelijk de aandacht wordt gevestigd. Aan de andere kant zal men moeten toe geven, dat, zolang de omstandigheden niet flink verbeteren, een verdere uitbreiding van de hoeveelheid in ons land geproduceerde melk moeilijk verantwoord kan worden geacht. Men zal er dan ook wel vrede mee moeten hebben, dat er maatregelen worden genomen, die de prikkel tot uitbreiding, die er onge twijfeld nog steeds is, temperen. Over de vraag, welke die maatregelen moeten zijn, begint de discussie los te komen. Het Land bouwschap zegt: maak de veekoeken flink wat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 8