derwijs moeten genieten. Er zijn nog maar
7000 bedden voor 300.000 tuberculose patiën
ten. De Bevrijdingsprovincie levert inderdaad
een prachtig voorbeeld van teugeloze sociale
planning.
In één district werden 400 gezinnen uitgeko
zen om nieuw land te ontginnen. De ouders
moesten tussen de 23 en 30 jaar zijn en twee
of drie kinderen hebben, terwijl zij een scher
pe gezondheids- en sociale test moesten on
dergaan. Toen zij op het terrein waren aan
gekomen, kregen zij een huis, een uniform en
een dossier. Iedere maand vullen de
sociale werkers nu lange formulieren in over
het gedrag der dorpsbewoners, over de hy
giëne, over de echtelijke verhoudingen enz.
Elke kast en elke pan moet openstaan voor
inspectie en elke dorpsbewoner moet een
schoon en lachend gezicht hebben. Zo niet,
dan wil de sociale werker graag weten wat
er aan mankeert. In theorie behoort het land
collectief aan de gezinnen, maar omdat er
veel te veel werk te verrichten is, moeten er
ongeveer 10.000 arbeiders uit de nabij ge
legen deltadorpen geïmporteerd worden. Deze
arbeiders hebben geen dossiers en kunnen
dragen wat zij willen, doch overigens doen
zij hetzelfde werk als de zogenaamde uitver
korenen.
Verbaasd
De deskundigen van het ministerie van Land
bouw staan wel enigszins verbaasd over deze
„nieuwe wereld". Zij hebben er bezwaar
tegen, deels omdat zij vermoeden, dat al die
sociale theorieën een verkwisting zijn van tijd
en geld, deels omdat zij weinig houden van
een hiërarchisch systeem. Maar wat moeten
ze met die 400 gezinnen doen? Men kan hen
niet zomaar in het bezit laten van de grond
en hun vertellen, dat ze er maar wat uit
moeten halen. Het zal nog jaren duren al
vorens deze woestijngronden een behoorlijk
renderende oogst zullen opleveren. Ander
zijds wil men ook weer niet hun geprivileerde
status aantasten en hen tot gewone arbeiders
„verlagen".
Ander conflict
Er is nog een ander conflict tussen het mini
sterie van Landbouw en het idealisme van de
sociale pioniers en wel over de landelijke
gemeenschapscentra. Er is namelijk een plan
om 864 van deze centra over geheel Egypte
te verspreiden. Elk ervan zal 4 of 5 dorpen
moeten omvatten en 15.000 inwoners moeten
dienen. Tot dusverre zijn er 260 in het leven
geroepen. Elk ervan bestaat uit een zieken
huis, een school en een gemeenschappelijk lo
kaal. Maar doktoren, verpleegsters en onder
wijzers zijn er bij lange na niet genoeg en
zodoende zijn tal van hen overwerkt.
Daarnaast heeft elk dier centra een sociale
werker. Hij adviseert de boer ten aanzien van
zijn zaden en zijn vee, hij staat aan het hoofd
van de coöperatieve verkoop en in sommige
centra probeert hij ook de bevolking tot het
ambacht te brengen. In vele gevallen is hier
mede succes bereikt, doch in vele andere ge
vallen is dit alles op een mislukking uitge
lopen, vaak uit hoofde van gebrek aan geld
of van geestdrift. Zo ziet men prachtig uit
geruste werkplaatsen voor timmerlieden, pot-
tebakkers en wevers, zonder enige leerling
er in.
Thans zal de adminsitratie van deze centra
zelf gecentraliseerd worden onder leiding van
minister Sayed Marei. Hij beweert, dat de
lukrake methoden van het ministerie van So
ciale Zaken een luxe zijn, die Egypte zich niet
kan veroorloven en dat de uitgaven voor elk
centrum moeten worden beperkt tot hetgeen
agrarisch en economisch mogelijk is. Volgens
Sayed Marei heeft men het paard achter de
wagen gespannen: de sociale diensten moe
ten wachten op de agrarische winsten en de
experimenten van de gemeenschapscentra
zijn niet meer dan goed gemeend, doch in de
grond dwaas idealisme. Wie zal winnen? De
kansen liggen goed voor Sayed Marei, want
Egypte kan zich inderdaad niet de weelde
van vele sociale diensten veroorloven zolang
Egyptische avonturen in het buitenland zulk
een groot beslag leggen op een betreKkelijk
geringe hoeveelheid fondsen.
(The Economist, Londen)
224