Nederland diepvrieskluizen
Het aantal diepvrieskluizen is de laatste
maanden aanzienlijk gestegen. Eind oktober
1957 waren er in totaal 85 diepvrieskluizen
gebouwd, per eind mei 1958 kan dit aantal
op plm. 150 gesteld worden, d.w.z. bijna een
verdubbeling in 7 maanden.
In de provincie Zeeland zijn er 21 van deze
kluizen.
De groei van het aantal kluizen sedert okto
ber 1957 komt vooral op rekening van de pro
vincies Drenthe, Gelderland en Noord-Bra
bant, de streken waar de huisslacht belangrijk
is. Opmerkelijk is, dat Overijssel en Limburg,
waar de huisslacht eveneens een grote rol
speelt, bij deze groei ten achter blijven.
Het aantal coöperatieve kluizen is gestegen
van 60 op 95.
(Persnieuws Nat. Coöp. Raad)
Zuid-Afrika landbouwcoöperatie in
Zuid-Afrika
Landbouwcoöperaties in Zuid-Afrika nemen
in betekenis en in omvang toe. Dit blijkt uit
het jaarlijkse omzetcijfer, dat in 1957 250
miljoen bedroeg, tegen 14% miljoen in 1936.
Het aantal coöperaties steeg van 256 in 1936
tot 300 in 1957, wat weliswaar geen indruk
wekkende stijging voorstelt, doch het aantal
leden, dat van 70.000 tot 264.000 steeg, is een
veelzeggender feit.
De reserves, die thans ongeveer 29V2 mil
joen bedragen, zijn het 15-voudige van de
reserves in 1936.
(Officieel Orgaan - F.N.Z.)
West Europa huidige stand van de
Westeuropese landbouw
In het aprilnummer van het te Antwerpen
uitgegeven „Economisch en Sociaal Tijd
schrift" behandelt drs. Jacques J. B. P. van
Lierde de huidige stand van de Westeuropese
landbouw, n.1. de landbouw in de Benelux, de
Scandinavische landen, Frankrijk, West-Duits-
land, Ierland, Oostenrijk, Zwitserland en het
Verenigd Koninkrijk.
Het totale landbouwareaal van het door de
schrijver beschouwde gebied, omvat thans
ongeveer 100 miljoen ha, hetgeen 2,5 min
der is dan vóór de oorlog. Ruim 60 van
deze oppervlakte wordt ingenomen door gras
land. Op de resterende 40% van het land
bouwareaal worden nog voor bijna 3A voe
dingsstoffen geproduceerd, die bestemd zijn
voor de veehouderij. Uit deze cijfers blijkt het
overwegende belang van de veehouderij in
West-Europa. De belangrijkste inkomensde
terminant van dit gebied is daarmede onge
twijfeld de opbrengst van de veehouderijpro-
dukten.
West-Europa telt meer dan 8 miljoen boer
derijen, waarvan meer dan de helft kleiner
is dan 5 ha en meer dan 70 kleiner dan
10 ha. Op deze 8 miljoen bedrijven zijn 60
miljoen stuks rundvee, 43 miljoen varkens, 41
miljoen schapen en 5 miljoen paarden.
Samenvattend kan gesteld worden, dat agra
risch gezien West-Europa een gebied is van
het kleine bedrijf, waar de veehouderijpro-
duktie van overwegend belang is.
De uitbreiding van de Westeuropese land-
bouwproduktie is opmerkelijk. In het begin
van 1957 lag de agrarische produktie 44 boven
het vooroorlogse gemiddelde. De invoer van
veevoeder lag op hetzelfde tijdstip 12 be
neden het vooroorlogse niveau.
De produktie gaf in 1956/1957 voor enkele
belangrijke produkten de volgende procentu
ele stijging t.o.v. 1934/1936 te zien: fruit 70%,
suiker 50 eieren 25 granen 20 melk
12%, aardappelen 10%.
Binnen de afzonderlijke produktiegroepen
treft men echter aanzienlijke variaties aan.
Bijv. de groep granen als geheel geeft een
produktie-uitbreiding van 20 te zien, doch
de gerstproduktie verdubbelde, de tarwepro-
duktie steeg met 20%, de roggeproduktie
bleef min of meer gelijk en de haverproduktie
daalde met meer dan Vs.
(Hoofdproduktschap v. Akkerb.produkten
Persoverzicht)
West-Europa de eenmaking van de
Europese landbouw
De maart-aflevering van het Franse maand
blad „Revue du Marché Commun" bevatte
een artikel van de Franse landbouwingenieur
Georges Bréart, waarin deze de verschillen
tussen de landbouw in de zes E.E.G.-landen
en de voorwaarden voor de eenmaking daar
van analyseert.
Enkele gegevens uit het cijfermateriaal, waar
van het genoemde artikel vergezeld gaat, zijn
hierna weergegeven:
198