Vraag en antwoord Financieel overzicht Vraag: Een onzer cliënten, de directeur van een kleine, maar solide familie-n.v., heeft bij ons voor die naamloze vennootschap een krediet aangevraagd. Hypotheek tot zekerheid voor dat krediet kan niet gevestigd worden, daar het vaste goed der vennootschap reeds met hypotheek bezwaard is. De directeur heeft nu voorgesteld, dat wij het krediet niet aan de n.v., maar aan hem persoonlijk zouden verstrekken, terwijl hij tot zekerheid voor dit krediet de aan hem toebehorende aandelen in de naamloze ven nootschap wil verpanden. Hoe staat U hier tegenover? Antwoord: De door uw cliënt voorgestelde figuur Kentering op beleggingsmarkt? Voor het eerst sinds geruime tijd geeft onze maandelijkse koerstabel van het verloop der staatsfondsen een daling over de gehele linie te zien. Deze heeft weliswaar nog geen grote afmetingen aangenomen, maar moet toch ken merkend worden geacht voor de jongste ont wikkeling. Nadat te voren de koersstijging, zoals door ons gesignaleerd, aan kracht begon in te boeten, hebben, al dan niet tijdelijk, de koersdrukken- de factoren op de staatsfondsenmarkt: de over hand gekregen. Dat is echter zeker niet het ge volg geweest van een toeneming van de ver achten wij voor u onaanvaardbaar. Bij een eventuele vereffening der vennootschap zoudt u met betrekking tot haar bezittingen een nog minder gunstige positie innemen, dan wanneer uw bank concurrente crediteur van de naamloze vennootschap zou zijn. Bij vereffening van zaken ener naamloze ven nootschap worden namelijk eerst de credi teuren voldaan, en pas wanneer daarna nog iets overschiet, wordt dit onder de aandeel houders verdeeld. Ook de bank, aan welke de aandelen zijn verpand, zal zich daarop pas kunnen verhalen nadat de crediteuren der naamloze vennootschap betaald zijn. In uw geval kunt u beter een tweede hypo theek op het onroerend goed der vennoot schap vestigen. Laat de waarde dier goede ren zulks niet toe, dan zal van de krediet verlening moeten worden afgezien. koopsdruk, want daarvan is stellig geen sprake geweest. Eerder kan worden gesteld, dat de vraag is verminderd of althans de omvang van de belegging zoekende middelen in totaal te gering is geweest, om het koersniveau op de staatsfondsenmarkt op peil te kunnen houden. Onder die omvang dient men dan te verstaan de vraag, die zowel voor reeds ter beurze ge noteerde fondsen als voor nieuw aangeboden beleggingsobjecten aan de dag treedt. Tot goed begrip mag er in dit verband zeker wel eens de aandacht op worden gevestigd, dat sedert de hervatting van de emissiebedrijvig heid velen zich onthouden van aankopen ter 189

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 11