Misschien zijn daarmede gunstige voor waarden geschapen om het ondanks de geweldig versterkte emissieactiviteit nog altijd uiterst bescheiden aandeel van de effecten in de bedrijfsfinanciering te ver hogen. Hier zouden dan diegenen, die ge roepen zijn om zich met de kapitaalmarkt bezig te houden een startpunt hebben om het belang van grotere belegging van geld in effecten in het bewustzijn van bredere lagen van de bevolking te doen doordringen. Particulier verbruik Dat het particuliere verbruik niet in die om vang is toegenomen als op grond van het gestegen inkomen verwacht had kunnen wor den, laat nog een andere dan de reeds getrokken conclusie toe Men weet, dat in sterke mate voor bepaalde doeleinden wordt gespaard. In de regel gaat het hier om de financiering van zeer waarde volle duurzame gebruiksgoederen ot om het sparen voor dan wel het kopen van een woning. Hoe meer de welvaart toeneemt, des te ster ker verplaatst de inkomensbesteding zich van de bevrediging van elementaire behoeften aan voedsel en kleding naar de vervulling van verder af liggende wensen, hetgeen eerst bij een hoger inkomen mogelijk is. Bij een toeneming van het inkomen van I2V2 miljard D.M. in 1957 is ook het aantal van hen gegroeid, die er nu aan kunnen gaan denken voor grotere aanschaffingen te sparen. Welstand Als deze veronderstelling juist is, dan zou het spaarresultaat van het afgelopen jaar nogmaals niet zo zeer een uitdrukking zijn van het vertrouwen van de bevolking op een duurzame prosperiteit, maar wel een van zelfsprekende consequentie van de groter ge worden welstand. Hoe dit ook zij, de motieven zijn misschien lang niet zo belangrijk als de feiten zelf zijn. Anderzijds zou het toch wenselijk zijn hier over wat meer te weten, opdat de spaarvor- ming zoveel mogelijk met de conjunctuur in overeenstemming gebracht zou kunnen wor den en al het nodige zou kunnen worden gedaan om ook in 1958 voor groeiende be sparingen te zorgen. Hier zullen namelijk nog enkele moeilijk heden overwonnen moeten worden, welke daarin schuilen, dat de stimulansen tot prijs verhoging de laatste maanden versterkt zijn en dat dit zoals het er thans naar uitziet ook nog wel een tijdje zo zal blijven. Geen belemmering Niet alleen in West-Duitsland, maar ook in andere landen kan men sedert enige tijd waarnemen, dat de sterke verzwakking van de conjunctuuropgang geen voldoende be lemmering voor een blijvende prijsverhoging vormt. Dat met het oog op de sedert het midden van het vorige jaar aantrekkende prijzen zoveel meer gespaard kon worden, stelt diegenen in het ongelijk, die van die niet langer te ver mijden prijsstijging een ongunstige invloed op het sparen hadden verwacht. Aan de andere kant wordt de verbruiker pas sedert de wintermaanden werkelijk door de prijs ontwikkeling wakker geschud en kon hij dus tot nu toe nog niet reageren. Intussen zijn de kosten van levensonderhoud van midden december 1957 tot midden januari 1958 met 1 opgelopen. Voorts is uit een enquête gebleken, dat tegenover het vorige jaar een veel groter deel van de bevolking de prijsstijging als een inbreuk op het levenspeil voelt en een stabilisatie van de prijzen als de voornaamste taak van de economische politiek ziet. Een eerste eis Het is daarom een eerste eis, dat aan deze toestand zoveel mogelijk aandacht wordt geschonken en het gevaar wordt afgewend, dat bij verdere prijsstijgingen het betrekke lijk sterk vasthouden aan een bepaald levens peil tot een belangrijke vermindering van de spaarquote zou kunnen leiden. Beslissend voor de economische ontwikkeling in dit jaar is of het gelukt de bereidheid tot vrijwillig sparen verder te versterken. De vooruitzichten hiervoor zijn zeker gunstig, want tegenover het zwaarder belasten van de verbruikers door een verhoging van prijzen en tarieven staan prijsstabiliseringen op ander gebied. En deze krachten beloven steeds sterker te worden, voor zover de loon ontwikkeling althans geen streep door de rekening haalt. 178

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 28