Vraag en antwoord ÜT Beëindiging lidmaatschap Vraag: Wat moeten wij doen met leden, die overleden zijn of van wier bestaan (b.v. wegens verhuizing) niets meer bekend is? Antwoord: Wanneer een lid van de bank overleden is, dient het bestuur, zodra het overlijden ter kennis van het bestuur is gekomen, van het einde van het lidmaatschap aan tekening te doen in het ledenregister (art 13 lid 3 van de nieuwe statuten). Wanneer een lid van de bank buiten het gebied van de gemeente, in welke de bank gevestigd is, is vertrokken, eindigt het lid maatschap niet van rechtswege. Met mach tiging van de algemene vergadering der bank kan het lidmaatschap aan zulk een persoon worden opgezegd, indien deze door de verhuizing tevens buiten het werkgebied van de bank is gaan wonen. De opzegging kan alleen geschieden tegen het einde van het lopende boekjaar met inachtneming van een termijn van ten minste een maand. Zij vindt plaats door middel van een aan getekend schrijven, te richten aan het nieuwe adres van het vertrokken lid. Is dat adres niet bekend, dan kan het bestuur gebruik maken van de bevoegdheid, aan het bestuur toegekend bij art. 10 lid 6 der statuten, om de opzegging per aangetekend schrijven aan het kantoor der bank zelf te richten. Van de beëindiging vari het lid maatschap geschiedt aantekening in het ledenregister (zie voor dit alles art. 14 der nieuwe statuten). Wanneer leden van de bank uit de plaats vertrokken zijn, kunnen hun namen dus niet zonder meer uit het register verwij derd worden. Als niet bekend is of deze personen nog tot de levenden behoren, dan moet toch de in de vorige alinea bedoelde opzegging plaats vinden. Huwelijksgemeenschap Vraag: Eén van de cliënten van een bank is in algehele gemeenschap van goederen ge huwd. Hij komt zijn verplichtingen tegen over de bank niet goed na. Nu heeft zijn vrouw zo juist een aanzienlijk bedrag van haar ouders geërfd. De echtgenoten leven gescheiden. Kan de man de geërfde gelden en/of goederen aanwenden om zijn schuld aan de bank af te lossen? Antwoord Wanneer echtgenoten zonder het maken van huwelijksvoorwaarden trouwen, ont staat tussen hen een algehele gemeen schap. Dat maakt, dat alles wat zij ver werven aan hen gemeenschappelijk toe behoort. Het bestuur over de goederen der gemeen schap berust telkenmale bij diegene dei- echtgenoten, van wiens zijde het betrok ken goed in de huwelijksgemeenschap is gevallen. Deze echtgenoot alleen is met uitsluiting van de andere bevoegd die goederen te vervreemden of te bezwaren, en ze te beheren. Wel zullen de schuld eisers van een der echtgenoten verhaal kunnen nemen op de goederen der ge meenschap, zelfs voor zover deze niet van de zijde van de debiteur, doch van de zijde van diens echtgenoot in de gemeenschap gevallen zijn. In het onderhavige geval zal dus desge wenst beslag gelegd kunnen worden op de goederen, die door de vrouw geërfd wor den. De debiteur kan echter deze goederen niet te gelde maken om de bank uit de opbrengst daarvan te voldoen. 163

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 13