aan de boerenleenbanken sedert het midden van 1957
Centrale Bank evenmin gemakkelijk is geweest als
in ons land dient te worden ingekrompen, terwijl ook
geluiden worden vernomen over inkrimping van de
varkensstapel en produktiecontrole in de kippen-
houderij. Zou het beleid inderdaad gaan in de rich
ting van een inkrimping van de melkproduktie, dan
is het zaak de investeringsplannen en de financiering
daarvan aan deze nieuwe ontwikkeling aan te passen.
Deze financiering kan niet los worden gemaakt van
het landbouwbeleid, waarbij in de na-oorlogse jaren
behalve de intensivering ook de vergroting van de
produktie werd nagestreefd. Als dat nu anders zou
moeten worden, dan is ihet, aldus de voorzitter, zaak,
dat hierover een duidelijke uitspraak komt.
De voorzitter wijst er op, dat in schijnbare tegen
spraak met de minder goede gang van zaken in de
landbouw, het volume der spaargelden toeneemt, die
zijn toevertrouwd. Men mag hieruit evenwel geen
conclusies trekken omtrent de ontwikkeling van het
agrarisch inkomen, zeker niet van dat van dc onder
nemers in land- en tuinbouw. Bij boerenleenbanken
sparen immers niet alleen boeren en tuinders, maar
alle categorieën van plattelanders, inclusief de land
arbeiders en de in het bedrijf medewerkende kinderen.
Het aantal spaarboekjes is 1 a 5 maal zo groot als
het aantal leden der boerenleenbanken. Daarbij moet
ook worden bedacht, dat vele boeren de tekenen van
de haperende conjunctuur aanstonds hebben verstaan
en als vanouds getracht hebben zich daartegen te ver
weren door hun uitgaven, ook wat de investeringen
betreft, terdege onder controle te houden. Zulks
bdhoeft nog niet in tegenspraak te zijn met een toe
neming van de kredietverlening, welke trouwens in
1957 kleiner was dan in 1956.
Het moeilijke jaar 1957 is de Centrale Bank met haar
boerenleenbanken boven verwachting goed doorge
komen. Men heeft zich speciaal wat de kredietver
lening op lange termijn betreft enige beperkingen
moeten opleggen, maar desondanks heeft de finan
ciering van de bedrijven niet alleen een grote omvang
behouden, maar heeft zij zich nog weer aanzienlijk
uitgebreid. Het stemt tot dankbaarheid, dat een toe
neming van middelen uit de kring van de spaarders
dit mogelijk heeft gemaakt.
De voorzitter wijdt enige woorden aan de nage
dachtenis van de heer Th. J. Visser, die in april van
dit jaar overleed. Meer dan 40 jaar heeft hij met
grote toewijding, ijver en bekwaamheid de Utrechtse
landbouwkredietorganisatie gediend. Zijn verdiensten
voor ihet landbouwkrediet zijn zeer groot en zullen
niet worden vergeten.
De heer mr. J. Schreuder, die in de plaats van jhr.
mr. W. C. Hooft Graafland tot directeur van de
Centrale Bank werd benoemd in 1956, is door H.M.
de Koningin benoemd tot directeur van de Neder-
landsche Bank. De voorzitter acht dit een buitenge
woon eervolle onderscheiding, maar betreurt zijn
vertrek in hoge mate. De raad van toezicht heeft het
besluit van het bestuur goedgekeurd om in de plaats
van de heer Schreuder de heer R. Manschot, ec. drs.
te Naarden, thans secretaris van de Nederlandse
Bankiersvereniging, te benoemen tot directeur van de
Centrale Bank.
De voorzitter verklaart de vergadering voor geopend.
(Voor de volledige openingsrede van de heer Wind
mogen wij verwijzen naar pagina 121 van dit nummer
van „de Raiffeisen-Bode").
De notulen
De notulen van de algemene vergadering, gehouden
op 13 juni 1957, in druk aan de leden toegezonden,
worden bij acclamatie ongewijzigd vastgesteld.
Toelichting op het jaarverslag
Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan prof.
dr. G. Minderhoud, voorzitter van het bestuur, voor
een toelichting op het jaarverslag over 1957. De heer
Minderhoud wijst er op, dat het jaar 1957 voor de
zijn voorganger. In de eerste vier maanden van 1957
werden grote opvragingen door de boerenleenbanken
gedaan. Het aantal aanvragen om kredieten en voor
schotten bij de boerenleenbanken nam voortdurend
toe. Teneinde de liquiditeitspositie te verbeteren ging
de Centrale Bank ertoe over schatkistpapier en
effecten te verkopen. In het tweede halfjaar van 1957
namen de depots van de boerenleenbanken bij de
Centrale Bank echter onafgebroken toe. Aan het
einde van het jaar was 58 miljoen meer van de
boerenleenbanken ontvangen dan aan deze was terug
betaald, zulks ondanks de 6 °/o lening van de Bank
voor Nederlandsche Gemeenten en de door die bank
uitgegeven rentespaarbrieven.
Het grote aantal kredietaanvragen noopte tot hand
having van de verscherpte dispensatieregeling. Prof.
Minderhoud brengt dank aan de banken, welke in
grote meerderheid veel begrip hebben getoond voor
de abnormale toestand, waarin de gehele financiële
wereld verkeerde. Ondanks het feit, dat alle geld
schieters in 1956 en 1957 in de knel zaten, is er in
de Utrechtse landbouwkredietorganisatie geen enkel
bedrijfskrediet voor boeren of tuinders, voorzover de
aanvrager kredietwaardig was, afgewezen. De resul
taten, in 1957 door de boerenleenbanken en de Cen
trale Bank behaald, stemmen tot tevredenheid.
Algemene vergadering van het
Onderling Waarborgfonds
Nadat de algemene vergadering van de Centrale
Bank voor een ogenblik is geschorst en de algemene
vergadering van het Onderling Waarborgfonds is
geopend, stelt de voorzitter der vergadering de be
handeling van de notulen van de algemene vergade
ring van het Onderling Waarborgfonds van 13 juni
1957 aan de orde. Zij worden onveranderd goedge
keurd en vastgesteld.
Ook de rekening en verantwoording over 1957 door
het bestuur van het fonds wordt goedgekeurd.
Voortzetting algemeene vergadering
Centrale Bank
Vervolgens maakt de voorzitter van de vergadering
de uitslag bekend van de gehouden verkiezingen.
Met overgrote meerderheid van stemmen is prof. dr.
G. Minderhoud herkozen tot lid van het bestuur.
119