land, als regel aangeduid als deviezenaan- was, worden versterkt. In mei is het de Bank van Engeland geweest, die tot verdere verlaging van haar disconto is overgegaan, waardoor dit op 51/2 werd ge bracht, terwijl algemeen wordt aangenomen, dat binnen afzienbare tijd nogmaals zulk een verlaging, dus tot 5°/o, zal plaats vinden. In Nederland bedraagt het officiële disconto thans 4 en evenals tevoren zal het wel mede van de richting der deviezenbeweging afhangen of een verdere discontoverlaging door de Nederlandsche Bank zal moeten plaats vinden. In mei bedroeg de netto deviezenaanwas rond 150 miljoen en in de eerste vijf maanden van het lopende jaar niet minder dan rond 700 miljoen. In de eerste drie maanden van 1958 is de goud- en deviezenreserve van de Nederlandsche Bank met ruim 650 miljoen toegenomen, hetgeen gepaard is gegaan met een vergroting van het bezit aan schatkistpapier der banken met rond 550 miljoen. De betalingsbalans De deviezenaanwas uit het buitenland vormt een aanwijzing voor het verloop van de be talingsbalans, wat betreft de netto beweging in het lopende kapitaalverkeer tezamen. Men zal begrijpen, dat naarmate de neiging tot het invoeren van grondstoffen en het aanvullen van de voorraden groter is, er meer aan het buitenland moet worden betaald. Men dient dan ook te bedenken, dat de belangrijke deviezenaanwas in de afgelopen maanden voor een (onbekend) deel voortvloeide uit een geringe neiging tot het aanvullen van de voorraden bij het bedrijfsleven. Bij een ver betering van de conjunctuur kan zich gemak kelijk een tegengestelde ontwikkeling voor doen. En eerst dan zal kunnen blijken in hoeverre er inderdaad van een fundamentele verbetering in de positie van de betalings balans sprake is geweest. Schuldpositie der gemeenten Ten slotte nog een enkel woord over de schuldpositie van de gemeenten. Blijkens een publikatie van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten per einde maart 1958 is voor het eerst een verbetering voor de vlottende schuld ingetreden. Het totaal daarvan is ge daald tot een netto bedrag van 1839 miljoen of nagenoeg 200 miljoen minder dan einde 1957. Einde 1956 maakte deze schuld echter nog geen 750 miljoen uit en daaruit blijkt wel duidelijk, dat het nog zeer grote inspan ning zal vergen en nog een lange weg moet worden afgelegd, alvorens de niet geconsoli deerde gemeenteschuld tot redelijke propor ties zal zijn teruggebracht. In het afgelopen kwartaal is de vaste schuld der gemeenten nog met 600 miljoen toegenomen, hetgeen dus tot de conclusie voert, dat de totale schuld van de gemeenten, vaste en vlottende schuld tezamen, nog met netto 300 mil joen is gestegen. Men zou het ook zo kunnen stellen, dat vlottende schuld tot een bedrag van 500 miljoen in vaste schuld is omgezet, waartegenover nieuwe vlottende schuld voor 300 miljoen moest worden aangegaan. Dit maakt het te meer begrijpelijk, dat van ministeriële zijde de positie onlangs als zorg wekkend is aangemerkt. Een eerste doelstelling zal moeten zijn, ten minste evenwicht te bereiken tussen vlottende en vaste schuld in dier voege, dat er ten minste evenveel wordt geconsolideerd als er nieuwe vlottende schuld ontstaat. Is dit punt eenmaal bereikt, dan zal de omvang van de consolidatie het bedrag aan nieuwe vlot tende schuld dienen te overtreffen om een blijvende verbetering in de schuldpositie van de gemeenten tot stand te brengen. Het tempo van de consolidaties zal echter vooral ook af hangen van de mate, waarin bedragen voor langlopende belegging op de kapitaalmarkt beschikbaar komen. 143

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 33