134
periode zullen moeten kunnen concurreren met andere
landen. Ik denk bij die vergelijking dan niet aan de
gemiddelde van die andere landen, maar ik meen
dan, dat wij onze eisen zó hoog zullen moeten stellen,
gezien ook het verleden, dat wij op dit gebied hebben,
dat wij met de meest voorlijke landen zullen moeten
kunnen concurreren. En ik denk zelfs daaraan niet
alleen. Als wij binnen onze landsgrenzen blijven,
zullen wij, naar mijn mening, moeten en kunnen con
curreren met de rest van het bedrijfsleven in het ge
bruik maken van een groot aantal nieuwigheden en
nieuwe middelen, die ons ten dienste zullen staan.
Als het waar is, dat wij op dit ogenblik in een
stroomversnelling van ontwikkelingen leven, dan
kunnen wij wellicht ook een idee krijgen van de wij
zigingen, die zidh zullen voordoen, als wij eens een
blik terugwerpen op de ontwikkeling in de laatste
tientallen jaren. Laat ik iets minder ver teruggaan
en mij beperken tot de periode van na de tweede
wereldoorlog, die wij allen nog goed kunnen overzien.
Als wij terugkijken naar die 12, 13 jaar van ontwik
keling na de laatste wereldoorlog en als aangenomen
mag worden, dat de lijn van die ontwikkeling niet
naar beneden zal worden omgebogen, maar eerder
nog steiler naar boven zal gaan, dan is het wel dui
delijk welke geweldige wijzigingen zich zullen voor
doen. Wij leven niet voor niets in de periode, die
later toch wel het atoomtijdperk zal worden ge
noemd. De verbeeldingskracht, althans de mijne,
schiet tekort om te vermoeden hoe die ontwikkeling
zal zijn en hoe snel zij voortgang zal maken. De
wetenschappelijke onderzoekingen, die voor een be
langrijk gedeelte de basis voor deze wijzigingen zullen
moeten geven, zijn in de landbouw pas goed op gang
gekomen; wij hebben daarmede pas een begin ge
maakt. Het grote aantal wetenschappelijke instituten
op het terrein van het onderzoek, in het bijzonder het
instituut, dat in Wageningen is gevestigd, staat eigen
lijk nog in de grondverf; zij zijn nog nieuw; dat is
pas een begin. Ik stel mij voor, dat er uit die onder
zoekingen in de komende periode een stroom van
ontdekkingen en verbeteringen zal voortkomen, niet
alleen hier uit Nederland, maar ook van elders uit
de wereld, want in deze tijd kunnen wijzigingen, die
elders ontstaan, ook in korte tijd ons land bereiken.
De instituten in Wageningen zijn eigenlijk nog gloed
nieuw en, zoals gezegd, het lijkt mij goed te consta
teren, dat wij in dit opzicht op een punt staan, dat
nog slechts een startpunt is. Men behoeft, dunkt mij,
geen profeet te zijn door de voorspelling te doen, dat
er grote veranderingen op til zijn en de Nederlandse
land- en tuinbouwers zullen, dacht ik, evenzeer als
onze grootouders dit zestig jaar geleden hebben ge
daan, toen uw vereniging werd opgericht, tegen die
toekomst, hoezeer die onbekend mag zijn, ja willen
en moeten zeggen. Daarbij zijn ongetwijfeld grote
taken weggelegd voor het landbouwkredietwezen in
Nederland.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren! Ik wens u
allen bij de vervulling van die mooie en belangrijke
taken veel succes. (Applaus).
Mijnheer de voorzitter, dames en heren! Ik ben hier
niet met lege handen gekomen. Ik heb het genoegen,
u te kunnen mededelen, dat Hare Majesteit de
Koningin ter gelegenheid van dit jubileum twee
onderscheidingen heeft willen verlenen. In de eerste
plaats aan de heer Hendriksen. U hebt, mijnheer
Hendriksen, de organisatie zeer grote diensten be
wezen, in het bijzonder op organisatorisch terrein. Ik
behoef deze verdiensten niet op te noemen. Zij zijn,
zo neem ik aan, aan vrijwel allen bekend. Op voor
dracht van de minister van Financiën en van mij bent
u door de Koningin benoemd tot Officier in de Orde
van Oranje-Nassau. (Applaus).
Ik wens u geluk met deze benoeming en zal u gaarne
de versierselen op de borst spelden. (Applaus).
De tweede onderscheiding is voor het in dienstjaren
oudste personeelslid, de heer IJsselstijn, die reeds
41 jaren in dienst is van uw organisatie. (Applaus).
Mijnheer IJsselstijn, u is opgeklommen van kantoor
bediende tot sous-chef en u hebt naar het oordeel
van degenen, die u goed kennen, een voorbeeld ge
geven van goede en trouwe dienst aan de Centrale
Bank. Hare Majesteit de Koningin heeft u verleend
de eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje-
Nassau. Ik wens u eveneens geluk en zal ook u
gaarne de versierselen op de borst spelden. (Applaus).