128
betrokken kassiers en de Centrale Bank.
Het is tekenend voor de goede geest in onze orga
nisatie, dat terwijl vele banken voor hun personeel
reeds een voldoende pensioenverzekering hadden ge
sloten, deze banken toch geen bezwaar maakten tegen
het voteren van een som van 1.200.000,uit de
middelen van de Centrale Bank, welk bedrag moest
dienen om de boerenleenbanken, die inzake de pen
sioenvoorziening voor hun kassier waren tekort ge
schoten, in de gelegenheid te stellen alsnog de nodige
voorzieningen daarvoor te treffen.
De kosten van de beoogde pensioenvoorzieningen,
voor zover deze voor rekening van de Centrale Bank
kwamen, bleken ten slotte aanmerkelijk lager te zijn
dan aanvankelijk was geraamd. Inclusief de ver
schuldigde vennootschapslasten bedroegen zij uit
eindelijk omstreeks 727.000,
Tot de regeling traden 238 banken toe, welk aantal
in latere jaren nog enigszins is gestegen.
Deze pensioenregeling voor oudere kassiers heeft er
in belangrijke mate toe bijgedragen, dat kassiers van
65 jaar en ouder in de afgelopen 10 jaar zijn ver
vangen door jongeren.
Het is voor de boerenleenbanken van uitnemend be
lang, dat zij goede en actieve kassiers hebben. Zulke
krachten moeten behoorlijk betaald worden. Aange
zien daaraan hier en daar nog wel iets haperde, be
sloot het bestuur zich evenals het dit in 1943 en 1947
had gedaan, te doen voorlichten door een commissie,
waarin zowel bestuursleden van boerenleenbanken als
kassiers waren opgenomen, over salarisnormen, welke
gebaseerd zouden zijn op de omvang van de werk
zaamheden en op de maatschappelijke positie van de
kassiers.
De voorstellen van deze commissie zijn in 1955 door
ons bestuur aan de boerenleenbanken doorgegeven
met het dringende verzoek de voorstellen als richt
lijn te aanvaarden.
Tot mijn groot genoegen kan ik mededelen, dat dit
op zeer ruime schaal is geschied.
Ten einde de kassiers op de hoogte van hun tijd te
houden en ook de bestuursleden van plaatselijke
banken in de gelegenheid te stellen kennis te nemen
van de vraagstukken, waarmede de kassiers geregeld
te maken kregen, werden vanwege de Centrale Bank
bij wijze van kadervorming voorlichtingscursussen
voor kassiers en bestuursleden gegeven, waarvoor
zeer veel belangstelling bestond.
Met de verjonging van de kassiersstand en de steeds
in omvang toenemende werkzaamheden van de lokale
banken is gepaard gegaan de behoefte aan nieuwe
kantoorruimten. Bij vele boerenleenbanken liet de
huisvesting zeer veel te wensen over. Zodra na de
bevrijding het bouwen weer mogelijk werd, is daarvan
door de boerenleenbanken op ruime schaal gebruik
gemaakt.
Niet minder dan 134 boerenleenbanken hebben sedert
de bevrijding een nieuw kantoorgebouw gesticht,
ongeveer 100 banken kochten een bestaand pand en
lieten dit ingrijpend verbouwen, terwijl ruim 50 banken
aan hun gebouw aanmerkelijke vernieuwingen lieten
aanbrengen. Naar bekend mag worden verondersteld
heeft ook de Centrale Bank een nieuw kantoorgebouw
gesticht, dat in 1957 onder grote belangstelling door
de minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoor
ziening is geopend.
Aan alle functionarissen van de aangesloten banken
is gelegenheid gegeven met ihun dames het nieuwe
kantoorgebouw te komen bezichtigen, van welke ge
legenheid een druk gebruik is en wordt gemaakt.
In het ene dorp na het andere hebben wij dus in de
verlopen jaren bankgebouwen zien ontstaan, die
weinig meer doen herinneren aan de primitieve
wijze, waarop de boerenleenbanken een halve eeuw
geleden waren gehuisvest.
Een halve eeuw geleden was er evenwel meer, dat
wij thans primitief zouden noemen, o.a. de wegen en
de wijze, waarop de mensen zich moesten verplaatsen.
Toen was de wereld voor de plattelandsbevolking in
het algemeen nog heel klein en is het begrijpelijk,
dat men het werkgebied van de boerenleenbanken,
die toen als paddestoelen uit de grond rezen, ook
klein nam.
Naast het oordeel, dat alle leden en alle spaarders
elkander dan persoonlijk kenden, had men het gemak,
dat ieder, die zaken met de bank wilde doen niet ver
behoefde te lopen. Zodoende werd Nederland ruim
1300 boerenleenbanken rijk.
Dit aantal is ongetwijfeld indrukwekkend. Er zijn
veel meer boerenleenbanken in ons land dan burger
lijke gemeenten, waarvan ons land er ongeveer 1000
telt. Maar is dit grote aantal boerenleenbanken ook
nu nog nodig?
Hoewel er hier en daar nog wel wat aan hapert,
mag men toch wel zeggen, dat ons platteland een
zeer goed wegennet heeft gekregen, waarover in
tegenstelling tot 60 jaar geleden weinig meer wordt
gelopen, maar veel wordt gefietst, gebromfietst Ctl
auto gereden.
De wereld is voor iedere plattelander veel wijder en
gemakkelijker bereikbaar geworden. En dit zal in de
toekomst nog wel doorgaan.
In dit licht beschouwd en lettende op de zware
huisvestingskosten en de hoge kosten van een goede
kassier, hebben wij naar ik meen hier en daar wel
wat te veel boerenleenbanken en zou fusie van in
elkanders nabijheid gelegen banken in verscheidene
gevallen op haar plaats zijn.
Daarom is er door de inspectie in de gevallen, die
daarvoor in aanmerking kwamen, met grote voor
zichtigheid zachte aandrang uitgeoefend om tot
samensmelting over te gaan.
Het zal niemand, die de plattelandsbevolking kent,
verbazen, dat het resultaat niet bijzonder groot is
geweest. Maar er zijn in de afgelopen 10 jaar toch
11 fusies tot stand gekomen.
Volledigheidshalve moet bij de bespreking van dit
probleem worden vermeld, dat dit ook een andere
zijde heeft. Voor het aantrekken van veel spaargelden
is het wenselijk om een dicht net van spaarbanken te
hebben.
Op 1 februari 1953 werd voornamelijk het zuidwesten
van ons land getroffen door een overstromingsramp
van sedert eeuwen niet meer voorgekomen omvang.
Ons bestuur besloot aan de daarvoor in aanmerking
komende instanties in onze organisatie voor te stel
len de materiële schade van de boerenleenbanken,
voor zover deze schade niet van andere zijde zou