125 Praktisch de enige kredietgever was op de duur de Nederlandsche Bank. Zo begonnen wij Ihet jaar 1957 met grote verplich tingen tegenover de Nederlandsche Bank, die zich voor de hulp, die zij aan het bankwezen verleende, stevig liet betalen. Met de besparingen bij onze boerenleenbanken was het bovendien in de eerste maanden van 1957 droevig gesteld. In de maanden maart en april vond er zelfs een beduidende teruggang van de spaargelden plaats, terwijl zowel bij de boerenleenbanken als bij ons de aanvragen om kredieten, voorschotten en leningen bleven toenemen. Het gevolg is dan ook geweest, dat er in de eerste 4 maanden van 1957 door de boerenleenbanken nog 54 miljoen uit Utrecht werd teruggevraagd. Weliswaar hadden wij in de herfst van 1956 maat regelen getroffen om de verstrekking van kredieten en voorschotten door de boerenleenbanken af te rem men, maar deze maatregelen waren niet voldoende om de opvragingen van de boerenleenbanken te stuiten. Tot goed begrip van ons doen en laten wil ik hier nog eens uitdrukkelijk verklaren, dat de afremming van de verstrekking van voorschotten en kredieten door de boerenleenbanken geen betrekking had op de verlening van bedrijfskredieten aan boeren en tuinders en hun coöperaties. Ondanks de overspannen toestand op de geld- en kapitaalmarkt is de verlening van agrarische bedrijfs kredieten normaal doorgegaan. Geen enkele boeren leenbank heeft een agrarisch bedrijfskrediet, indien daarvoor een redelijke zekerheid was te construeren, behoeven te weigeren. Zoals gezegd bleven de boerenleenbanken in het be gin van 1957 grote bedragen opvragen. Het zal U dan ook niet verwonderen, dat, toen er in de eerste maanden van 1957 enige kansen kwamen om flinke partijen schatkistpapier te verkopen, wij van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt. Ook effecten hebben wij op bescheiden schaal ver kocht. Die verkopen hebben ons echter een verlies opge leverd van ruim 1 miljoen. Wij moesten dit verlies evenwel nemen om onze liquiditeitspositie weer ge zond te maken en om de voortgang van de verstrek king van bedrijfskredieten aan boeren en tuinders veilig te stellen. Gelukkig beschikten wij over voldoende reserves om ons, als dit nodig is, op deze wijze door de moeilijk heden heen te slaan. Wij vertrouwden er evenwel op, dat het niet nodig zou zijn om onze reserves aan te spreken, aangezien de rentetarieven sterk waren gestegen. Onze inkom sten uit intrest waren dientengevolge zodanig toege nomen, dat wij de verwachting koesterden, het verlies, waarvan ik zoëven sprak, tegen het einde van het jaar te hebben ingehaald. Dit laatste is niet alleen gelukt, maar wij hebben, dank zij de mooie financiële resultaten in de tweede helft van het jaar, het boekjaar kunnen afsluiten met een normaal winstcijfer, zodat, nadat allerlei voorzieningen zijn getroffen ons nieuwe bankge bouw is b.v. voor 1,op de balans gebracht wij U kunnen voorstellen om nog ruim 1 miljoen aan onze reserves toe te voegen. Dat de tweede helft van 1957 zo voordelig voor de Centrale Bank is geweest, is mede een gevolg van het feit, dat de boerenleenbanken, geheel in tegen stelling tot wat in 1956 had plaats gevonden, van de maand mei af voortdurend grote bedragen naar Utrecht hebben gezonden. Over de maanden mei t/m december niet minder dan 112 miljoen. Een en ander ondanks het feit, dat onze boerenleenbanken, mede voor rekening van haar cliënten, in november nog voor 20 miljoen hebben ingeschreven op de 6 o/o lening van de Bank voor Nederlandsche Ge meenten. Resumerende kan ik dus constateren, dat de Centrale Bank, evenals dit het geval was met alle banken :n Nederland, het jaar 1957 begon met een zeer slechte liquiditeitspositie, maar dat zij het jaar kon besluiten met een bevredigend bedrijfsresultaat en een liqui diteitspositie, die geen enkele zorg meer gaf. Niet alleen voor de Centrale Bank is 1957 ten slotte een gunstig jaar geweest. Onze gehele organisatie heeft reden tot grote tevredenheid. De cijfers over de bedrijfsresultaten van de boeren leenbanken zijn thans verwerkt. Daaruit blijkt, dat onze aangesloten banken (zonder de banken, die tevens aankoopvereniging zijn en zonder de beide zuivelbanken), dus de normale boerenleenbanken, te zamen winsten hebben gemaakt, die aanmerkelijk hoger zijn dan in enig jaar tevoren. De bedrijfsresultaten van onze boerenleenbanken wijzen uit, dat de totale winst van die banken 8.962 miljoen bedraagt. Na aftrek van 20 vennoot schapsbelasting, kunnen de gezamenlijke reserves met ruim 7 miljoen worden versterkt. Dit mooie resultaat is bereikt ondanks het feit, dat er 18 boerenleen banken met verlies hebben gewerkt. Dit verlies moet echter niet al te tragisch worden opgevat. Slechts in 2 gevallen is er sprake van een werkelijk bedrijfs verlies van tezamen 2400,Alle andere ver liezen, tezamen groot 48.000,vloeiden voort uit bijzondere gebeurtenissen, waarvan de belangrijkste zijn de viering van opening van nieuwe kantoorge bouwen of de viering van jubilea, waarbij in letter lijke zin de pot werd verteerd en nog iets meer dan dat. Ik neem aan, dat dergelijke feestvieringen door de gekweekte goodwill bij de leden en de spaarders verantwoord zijn geweest. Zo kunnen dan naar mijn mening zowel de boeren leenbanken als de Centrale Bank op een gunstig jaar terugzien. Tot dit aangename resultaat hebben in hoge mate bijgedragen de zorg en toewijding, waarmede een be kwame directie, gesteund door een staf van ijverig en bekwaam personeel de zaken op het centrale punt in onze organisatie hebben behandeld. Dit alleen zou evenwel niet voldoende zijn geweest om alles in het rechte spoor te houden. Met dankbaarheid moet ik dan ook gewag maken van het begrip, dat de besturen en de kassiers van het overgrote deel van de aangesloten banken hebben getoond voor de moeilijke situatie, waarin het gehele bankwezen en dus ook de Centrale Raiffeisen-Bank zich somtijds in 1957 heeft bevonden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 15