Onze banken en de Centrale Bank hebben groot be
lang bij het garantiebeleid van de overheid. Het kan
hen niet onverschillig laten, hoe daarmede onder de
moeilijke omstandigheden van tegenwoordig wordt
geleefd. Wij menen ervan te mogen uitgaan, dat de
overheid zich onverminderd haar verantwoordelijk
heid bewust zal blijven en dienovereenkomstig zal
handelen. Het Landbouwschap is bovendien op dit
terrein deskundig en weerbaar en kan geacht worden
voor de belangen van de producenten op te komen.
Dit is alles zeer belangrijk en het heeft ook voor het
kredietbeleid der banken grote betekenis.
122
Het doet mij bijzonder veel genoegen in deze ver
gadering de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank,
onze zusterinstelling te Eindhoven, te mogen be
groeten, namens haar bestuur vertegenwoordigd door
haar ere-voorzitter, de heer A. N. Fleskens, namens
haar raad van toezicht door de heer G. W. Kamp-
schoër, terwijl namens haar directie aanwezig zijn de
heren mr. F. J. F. Claessens en drs. F. P. J. Bakx.
Voorts heet ik van harte welkom de heer mr. C. C.
J. R. van der Bilt als vertegenwoordiger van de
Nederlandse Spaarbankbond;
de heer mr. H. W. J. J. Stegeman als vertegen
woordiger van de Rijkspostspaarbank en
de vertegenwoordigers van de Utrechtse Vereniging
voor de Geld- en Effectenhandel.
Gaarne begroet ik de vertegenwoordigers van
het Landbouwschap,
van de drie centrale landbouworganisaties, het
Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité, de Neder
landse Christelijke Boeren- en Tuindersbond en de
Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond,
alsmede de vertegenwoordigers van de Nederlandse
Christelijke Landarbeidersbond en van de Nederlandse
Katholieke Landarbeidersbond „St. Deusdedit".
Ook roep ik een welkom toe aan de representanten
van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen,
de Christelijke Boerinnen-, plattelandsvrouwen- en
meisjesbond,
de Rooms Katholieke Boerinnenbond van de Aarts
diocesane Boeren- en Tuindersbond,
de Plattelands Jongeren Gemeenschap Nederland,
de Christelijke Jonge Boeren- en Tuindersbond,
het Landbouw-Economisch Instituut,
het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in
Nederland,
de Centrale Accountantsdienst voor coöperatieve ver
enigingen,
de Bond van Coöperatieve Zuivelverkoopverenigingen,
de Nederlanse Pluimvee Federatie,
het Algemeen Plattelands Molestverzckcringsfonds,
het Coöperatief Verzekeringsfonds,
het Onderling Boerenverzekeringsfonds,
het Gezins-Begrotings-Instituut,
het Accountantskantoor Jonkers De Jong.
Van harte heet ik voorts welkom de hier aanwezige
vertegenwoordigers van vele centrale en regionale
coöperatieve instellingen op het gebied van de land
bouw, met welke wij zulke goede en vriendschappe
lijke relaties onderhouden, alsmede de vertegenwoor
digers van met ons gelieerde instellingen.
Ook begroet ik van harte de hier aanwezige heren
van de pers.
Ten slotte roep ik een welkom toe aan de zeer velen,
die hetzij als vertegenwoordigers van boerenleen
banken, hetzij in een andere kwaliteit in onze land
bouwkredietorganisatie werkzaam, uit alle delen des
lands vandaag naar Utrecht zijn gekomen, aan diverse
oud-functionarissen van onze Centrale Bank, alsmede
aan de hier aanwezige vertegenwoordigers van haar
personeel.
Alvorens met de behandeling van de eigenlijke agenda
te beginnen wil ik nu nog gaarne uw aandacht vragen
voor enkele onderwerpen van algemene aard, die
voor onze organisatie van groot belang zijn.
Allereerst enkele opmerkingen over de toestand van
land- en tuinbouw. Ons jaarverslag gaat uitvoerig
op dit onderwerp in. Over het verloop van zaken in
1957 behoef ik daarom verder niets te zeggen. Ik kan
mij bepalen tot de ontwikkeling sedert 1 januari 1958.
Daaromtrent moet dan geconstateerd worden, dat zij
op een belangrijk gebied ongunstig is. Wat ons met
name met grote zorg vervult, zijn de afzetmoeilijk-
heden en prijsdalingen van zuivelprodukten op de
buitenlandse markten. De oorzaken ervan kunnen ge
deeltelijk gezocht worden in de teruggaande conjunc
tuur en meer nog in de snelle stijging van de melk-
produktie in diverse Europese landen. Vooral door
dit laatste verschijnsel komen de traditionele zuivel-
exporterende landen, Nederland en Denemarken in
Europa, en Australië en Nieuw-Zeeland als overzeese
leveranciers, in moeilijkheden.
De Nederlandse melkproducent wordt door het
garantiebeleid van de Nederlandse overheid be
schermd tegen de directe invloed van de nadelen, die
van de buitenlandse markten tot ons doordringen.
Maar ondanks deze bescherming is zijn positie niet
benijdenswaardig. Hij is in te grote mate van over
heidshulp afhankelijk geworden.
Het is ons niet ontgaan, dat er in de laatste tijd een
aspect van het overheidsbeleid naar voren is gekomen,
dat nieuw genoemd kan worden. De zorgen over de
afzet van zuivelprodukten hebben de vraag aan de
orde gesteld of niet de melkproduktie in ons land
dient te worden ingekrompen. Reeds is de garantie
voor het lopende melkjaar gebonden aan een hoeveel
heid van ruim 5 miljard kg, de hoeveelheid, die in
1956/57 door de producenten is afgeleverd. Er gaan
ook geluiden op over inkrimping van de varkensstapel
en af en toe ook over produktiecontrole in de kippcn-
houderij.
De verwerking van de produkten der rundvee-,
varkens- en kippenhouderij en de voorziening van het
bedrijf met voeder en kunstmest vragen grote in
vesteringen, die in de coöperatieve sector goeddeels
worden gefinancierd met gelden, die van het coöpe
ratieve landbouwkrediet worden geleend. Of deze
investeringen rendabel gemaakt kunnen worden, hangt
in belangrijke mate af van de omvang van de pro-
duktie.
Wij zullen, indien zulks enigszins mogelijk is, gaarne
willen weten, wat ons met de produktie in de vee
houderijsector te wachten staat. Mocht er een andere
wind gaan waaien en b.v. de melkproduktie een in
krimping van betekenis ondergaan, dan wordt het
zaak de investeringsplannen en de financiering daar
van aan de nieuwe ontwikkeling aan te passen. Zoals